Farce Majeure
Farce Majeure - Rokersliedje songtekst
Je score:
In mijn ene hand een peukje, in mijn andere een bonbon. O, ik zou zo graag niet roken. Als ik dat maar laten kon. Dokter Meinsma heeft gesproken en ik geloof hem op zijn woord, dat ik mij, als ik blijf roken, ongetwijfeld zelf vermoord. Maar de man heeft makkelijk praten dat ik met mijn leven spot. Maar ik kan het toch niet laten, ook al snoep ik me kapot. Met de doodsangst in mijn lijf, omdat ik toch roken blijf. Altijd draaien mijn gedachten, als ik niet rook, maar om rook. Ik vrees kanker en toch kan 'k er geen moment meer zonder ook. Als de wieken van een molen blijven mijn gedachten gaan en steek ik maar, verstolen, toch een sigaretje aan. Maar ik ben ervan doordrongen dat ik het toch laten moest voor ik het laatste restje longen dat mij rest naar buiten hoest. Met de doodsangst in mijn lijf, omdat ik toch roken blijf. Ik eet drop en chocolade en ik snoep me moddervet, maar met schuldgevoel beladen pak ik toch een sigaret. Als ik niet rook, ga ik gillen: 'Waarom ben ik toch geen man, die in plaats te willen 'willen' wat hij wil ook willen kan?' Wie zou niet graag heel lang leven? En wat zou ik daarvoor ook zelf niet dolgraag willen geven? Maar mijn hoop vervliegt in rook. Met de doodsangst in mijn lijf, omdat ik maar roken blijf. Eenmaal als ik goed verwoest ben en ik lig daar heel alleen, als ik eindelijk uitgehoest ben, beitel dan maar in mijn steen: 'Wij begroeven hier een zot, want hij rookte zich kapot met de doodsangst in zijn strot.'