Hoem-pa, hoem-pa, hoem-pa-pa!

We gingen op vakantie,
(we gingen op vakantie) 
Gezellig naar Tirol,
(gezellig naar Tirol)
Dat was een heel gedoe,
(dat was een heel gedoe)
Want de bus zat overval,
(want de bus zat overval)
Ja, je kunt dus wel stellen,
(je kunt dus wel stellen) 
Dat was een lange rit, 
(dat was een lange rit)
Dat kan ook niet anders,
(dat kan ook niet anders)
Als je hutje mutje zit,
(als je hutje mutje zit)

Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela ho!

Hoem-pa, hoem-pa, hoem-pa-pa!

Want boven op die berg,
(want boven op die berg)
Daar is het altijd feest,
(daar is het altijd feest)
Dat kan ook niet anders, 
(dat kan ook niet anders)
Als wij hier binnen zijn geweest,
(als wij hier binnen zijn geweest)

Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela ho!

Van voor naar achter,
Van links naar rechts,
Van voor naar achter,
Van links naar rechts,
Van voor naar achter,
Van links naar rechts,
Van voor naar achter,
Van links naar rechts.

Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela ho!

Hoem-hoem, hoe-hoem-pa-pa!

Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela hola-la!
Hey!
Hela-hela-hela ho!