Ouwe jongen, 
dat je vóór mij maar dood mag gaan.
Ouwe jongen, 
ik wil na jou onder de zoden gaan.

Eens ben ik erbij,
hoe moet het dan met jou?
Ik, die voor je zorgen zou…
Ben ik onder de grond,
moet jij in het asiel.
Ach, arme hond,
jij bent nou al seniel.

Ach, dikbejaard beest,
je bent oud, je bent moe.
Ben ik er geweest, 
dan vertrouw ik je niet toe
aan de mensen na mij,
onbetrouwbaar gespuis
met een rotmaatschappij.
Daar hoor jij niet in thuis.

Ouwe jongen, 
dat je vóór mij maar dood mag gaan.
Ouwe jongen, 
ik wil na jou onder de zoden gaan.

Is mijn einde nabij,
is het laatst wat ik doe,
gaan we gauw, ik en jij,
naar de dierenarts toe.
Het duurt even maar, hoor,
het is maar een prik.
Ik leef even nog door
tot mijn laatste snik.

Ouwe jongen, 
dat je vóór mij maar dood mag gaan.
Ouwe jongen, 
ik wil na jou onder de zoden gaan.