Annemarie Oster
Annemarie Oster - Minigastarbeider songtekst
Je score:
Het wiegje: Hollands hagelwit. Zo zie ik des te duidelijker je koppie: zwarter, zuidelijker dan ik, olijfbruin huidje, oogjes git, dat ene tandje dat daar zit, wordt later vast een prachtgebit. En dat heeft hij mij aangedaan, want iedere nacht was hij er: mijn Griek, mijn Turk, mijn Italiaan, mijn eigen gastarbeider. De kamer die ma overhad, waar water noch verwarming was, onmisbaar mijn omarming was voor hem. Zo lief als hij aan tafel zat, onduidelijke gebedjes bad, gelaten het vreemde eten at. En iedere ochtend naar het fabriek, mijn heimelijke berijder, mijn Italiaan, mijn Turk, mijn Griek, mijn eigen gastarbeider. Dit kind, dat in zijn wiegje leit is mooi. Hoe is het mogelijk met een mammie zo onooglijk als ik? Maar hij vond mij als blonde meid het toppunt van aantrekkelijkheid. Eén winter slechts heb ik gevrijd. Want moeder schold hem uit voor schurk en vuile klerelijer, mijn Italiaan, mijn Griek, mijn Turk, mijn zwijgende bevrijder. Wat was ik grauw in trouwjapon, het wit stond me afschuwelijk, maar ma stond op een huwelijk en hij... hij stond op het Centraal Station. Met de noorder- naar de zuiderzon, omdat hij hier niet aarden kon. ‘Wat hij mijn kind heeft aangedaan’, zei ma, ‘eerst komt die bij d’r en toen is hij ervandoor gegaan, zo'n smerige verleider.’ Ik laat mijn moeder in de waan. Hij was niet de verleider, want ik ben naar hem toegegaan en dank zij mij ben jij er, mijn Griekje, Turkje, Italiaan, mijn minigastarbeider.