Alex Roeka

Alex Roeka - Hades Bar songtekst

Je score:

I
Schepen drijven door het donker,
De laatste stad vervaagt.
Je hoort alleen het water stromen,
Soms een stem die vraagt.
'Is hier ergens land te vinden?
Pak het touw eens aan!
Trek ons naar de oever wil je?
We zijn te ver gegaan.'
Wat is dat voor een rooiig schijnsel
Daarachter in de nacht?
Valt er iets te krijgen ginder,
Worden we nog verwacht?
Nee, ik kan de naam niet lezen.
Stil! ik hoor iets daar.
Ja, nu zie ik de letters beter:
Hades bar.
Welkom in het rijk der schimmen.
Welkom allemaal.
Het feest kan elk moment beginnen,
Schoonheid en schandaal.
Niemand hoeft iets te betreuren,
Het komt nu voor elkaar.Loop maar mee
Naar de Hades Bar.
II
Bij de deur staat dikke Nanda,
Iets wulpser nog dan toen.
'Je kunt hier mooi proberen,' zegt ze,
'Wat je daar niet durfde doen.
Gooi je geld maar in die emmer,
Voor geld geven ze hier geen cent.
Aan het eind gaat het niet om wat je hebt,
Alleen om wie je bent.'
Je pet hoef je niet af te geven,
Je hoed hou je maar op.
Wat je er ook overheen gooit, jongen,
Je houdt dezelfde kop.
Je jas, je sjaal, je dure kleren
Bestaan alleen maar in de geest.
Voor hen hier ben je dood geboren
En altijd naakt geweest.
Laat de blinden verder komen,
Laat de blinden door.
Bij het vervliegen van de dromen
Zingt het blindenkoor.
Ze raken aan wat is vergeten.
Luister er maar naar,
Straks in de Hades Bar.
III
'Eerst moest ik in mezelf geloven,
Toen ook nog in een doel.
Levend werd ik leeggezogen
Door de barre beestenboel.'
Zo staat de kale daar te praten,
Een spooksel in de rook.
Om hem heen hoor je beamen:
'Ja, zo ging het met ons ook.'
Door de gang komt Broeder Jozef
Met Gerda aan zijn arm.
'Vroeger was ze heet, ja,' zegt hij,
'Maar nu is ze lekker warm.'
De sloebers willen het zeker weten,
Ze drukken hem opzij.
'Laat haar,' roept de monnik angstig,
'Ze geeft alleen om mij.'
'Loop nou door!' klinkt het van achter,
'Het gajes komt eraan.
Eerst is het nog hé en lachen,
Maar daarna wordt het slaan.
Met het echte, grote leven
Komt ook het gevaar,
Vannacht in de Hades Bar.
IV
De band begint op stoom te komen,
Maar stinkt nog niet genoeg.
Dit kan wel tot een uur of twaalf,
maar niet tot morgenvroeg.
Waar blijft ze met haar stem van whisky,
Haar oog dat vunzig loert?
Haalt ze het podium nog vanavond?
Of is ze al gevloerd?
Hein, de ceremoniemeester
Geeft iedereen een kans.
'Het is nu of anders nooit meer, jongens!
Zing dan, speel of dans.'
'Eens was het woest en ledig,'
piept de gigolo.
'Ja', roepen de dikke dames,
'En dat is nog altijd zo.'
Kijk, daar bij de oude jukebox,
Toch mooi dat ze er is.
Het rauw gevooisde zangbeest
Van de rooie duisternis.
Die weet waar ze het vandaan moet halen.
Het onderste wordt waar,
Vannacht in de Hades Bar.
V
Beneden in de vatenkelder
Achter de zwarte lap
Zit zenuwlijer grollenschijter
Te werken aan zijn grap.
Hij vindt zichzelf een laffe zeikerd,
Een eigentijds cliché,
Maar alleen een halve gare, zegt hij,
Doet niet aan deze waanzin mee.
Om twaalf uur komt lijpe Annie
Door het kelderraam.
Lijer gaat zijn grap proberen,
Maar ze vindt er niet veel aan.
Ze wil hem op de sofa hebben,
Gestrekt, gehurkt, gehoekt.
'Je sterft aan hetzelfde,' zegt ze,
'Als je het andere niet zoekt.'
Boven staan de holle schimmen
te dansen op elkaar.
Alleen de allersterksten winnen,
De rest is de sigaar.
Niemand kan het nog wat schelen,
Niemand maakt bezwaar, vannacht in de Hades Bar
VI
In het midden van de dansvloer
Hangt Roos over een kruk.
Ze is nog steeds niet uit gesproken
Over het mooie van geluk.
Maar niemand hoeft haar preek te horen.
Hier klinkt een ander lied:
'Voor een mens is licht uitstekend,
Maar voor een schaduw niet.'
Vader heeft de bar gevonden,
Kijkt waar moeder blijft,
merkt hoe langzaamaan steeds verder
De drank de angst verdrijft.
Dan neemt hij haar eindelijk in zijn armen,
Zegt waarom het niet meer ging:
'We stonden ieder met zijn zwakte
tussen ons samen in.'
'De wereld was geen plek voor waarheid',
Roept Henk vanaf de plee.
'Wat niet loog, moest eenzaam sterven.
Wie niet lachte, mocht niet mee.
En toch had het wel iets, ook al kon je er niets van zeggen daar.
Dat besef je hier in de Hades Bar.'
VII
'Je was alleen maar klein,' zegt Kobus
tegen vetpens als hij lacht.
'Je enige verweer ertegen
Was je stumperige macht.
En toen je toch verloor tenslotte
Ondanks je fortuin,
Had je alleen je poot nog over
En schopte alles in de puin.'
'Ja, dat kan wel zijn,' zegt Vetpens,
'Het is maar net hoe je het bekijkt.
Goed of slecht, dat wisselt mee met
Hoe het steeds weer lijkt.
Het was de tijd die me op m'n nek zat,
Je kon niet blijven staan.
En puin dat had je nodig om het
Door te laten gaan.'
Luister hoe de blinden zingen
Voorbij aan goed en kwaad.
'We waren slechts de vreemde droom
Van iets dat niet bestaat.
Daar had je in een eerder leven
Niet veel last van, maar
Hier wel, in de Hades Bar.'
VIII
Kleine Linda met de staartjes
Had meteen al pech.
Nauwelijks was ze daar geboren
Of ze moest er alweer weg.
Nu zit ze op de stille steiger
Te staren naar het riet.
Ze probeert er iets van te begrijpen,
Maar ze snapt het niet.
Sjaak is bij haar komen zitten.
Troosten helpt misschien.
Van iedereen die hij liefhad ginder
Heeft hij ook niemand teruggezien.
'Er zit geen gedachte achter,
Geen bedoeling of geheim.
Het gaat zoals het gaan moet', zegt hij,
'En meer kan het niet zijn.'
Zie wat daar komt aan gestrompeld.
Dien, ze heeft de boot gemist.
Toch knap dat ze dwars door de jungle
Tot aan hier gekomen is.
'Ben ik goed,' vraagt ze aan Linda
'Die pleurisherrie daar, is dat de Hades Bar?'
IX
Op de planken is verschenen
Een zootje gabbers uit de goot.
De knuppels hebben ze thuis gelaten,
Maar de tatoos zijn ontbloot.
Verveeld, verhard en zonder uitzicht
Ontaardt de massa in gehuil.
Het wil geen idealen meer,
Alleen nog vuil.
In de kale achterkamer
zit Karel op een krat.
Hij is met de loten bezig
Die beslissen over wie en wat.
Kobus mag nog blijven hijsen,
Maar voor Toos is het gedaan.
Ze houdt zich aan haar levensmotto:
'Struikelen in het gaan.'
Uit de poel zwaaien de armen
Als iets griezeligs en veegs,
Door een dooie stem bewogen
Reikend naar iets leegs.
Ze schreeuwen wel, maar het komt niet verder.
De stemming wordt nu zwaar,
In de Hades Bar.
X
Het is net of ze iets voelen komen,
Zo kijken ze naar elkaar.
Toos zoekt in de dronken meute
De hand van de sjacheraar.
Dikke Toon slaat beide armen
Om Hendrik Jan, de snob:
'We komen er niet uit, mijn jongen,
We lossen erin op.'
De snob zegt dat hij veel succes had.
Op het toneel wel te verstaan.
Het ging over een god die was verzonnen
Om te kunnen slachten in zijn naam.
Het publiek stond kwijlend op de stoelen,
Brulde desperaat:
'Kruisig hen die willen heersen
Met de afgunst en de haat.'
'Wilt u nu het pand verlaten,'
klinkt plotseling het gebod.
Een stem als uit steen gehouwen
En afgewerkt met snot.
'Volgt u de instructies, mensen,
Dan loopt u geen gevaar,
Bedankt, namens de Hades Bar'
XI
Langs de oever bij de boten
Zwerven groepjes rond.
Je hoort ze in zichzelf fluisteren,
Roepen naar hun hond.
De laatste klank is van het orgel.
De stilte na het feest
Dat is die grote buitenstilte
Dat er nooit iets is geweest.
Iedereen is nu verdwenen
En het lijkt voorgoed dit keer.
Kijken wel, een deuntje fluiten,
Maar iets zeggen gaat niet meer.
Geen roer, geen mast, geen zeil, geen lichten,
Mijn boot heeft zelfs geen naam.
Destijds kon je naar iets verlangen,
Nu kun je alleen nog gaan.
Laat de stroom me verder voeren,
Verwaaid en onvoltooid.
Ik heb de grote waan gekoesterd,
De werkelijkheid vergooid.
Gebutst, verweerd, verwoest, vergeten,
Zo is het dat ik vaar,
Weg van de Hades bar.
Ja, laat de stroom me verder voeren.
Ik laat niets achter hier.
Wat waarde had is weggedreven
Met de loop van de rivier.
Het is zonder spijt en zonder zorgen,
Licht zoals ik vaar,
Weg van de Hades bar.
Vind dit lied op:
bol.com
amazon.com

Copyrights:

Auteur: ?

Componist: ?

Publisher: Coast Company

Details:

Uitgegeven in: 2007

Taal: Nederlands

Komt voor op: Mannenwoestijn (2007)

Deel je mening

Dit formulier wordt beschermd door reCAPTCHA en de Google Privacy Policy en Servicevoorwaarden zijn daarbij van toepassing.

0 Reacties gevonden