Je hoeft de laatste tijd, nou voor je lol, ’t zij groot of klein
Niet op d’ aard te zijn
’t Is niks dan chagarijn
Wanneer je zit te klagen, nou dan ben je ’t niet alleen
En je vraagt meteen
Gut waar moet dat heen
Kom je iemand tegen
Die zit verlegen
En loopt half te grienen
‘k Kan niks verdienen
En hij vraagt je dan, o strop
Leen ‘m even 40 pop
Maar je zegt
Heel terecht – Lang niet slecht:

Huil maar niet, denk aan dat eene lied
Je kan alles van me krijgen – maar ik leen je niet
’t Is belabbert, of je nou  al mort
Nu ’t zoo slecht hier wordt
Kom ik zelf te kort
Schei uit en plaag me niet
Wees wijs en vraag me niet
Ik loop zelf op scheeve hakken, doch beklaag me niet
Als je toch iets van me hebben wou
Neem me schoonmoeder dan met m’n vrouw

’n Suikeroompie lag op sterven, de familie kwam
Kermde o. wat lam
Maar dat was gezwam
Ze zaten stil te reek’nen – ieder die was aanverwant
Dachten gaat ie dood
Zijn we uit den brand
Al de erfgenamen
Baden te zamen
’t Gaat ons die vent an
Heer maak ‘r ’n end an
Maar de ouwe – wat ’n strop
Die knapte plots’ling op
Riep toen weer:
Dank U Heeer
‘k Sterf niet meer

Huil maar niet – ik voel me weer patent
‘k Ben weer beter zoo je ziet – je erft geen rooie cent
Nu ik heb gezien dat klein en groot
Op m’n centen loert
Ga ik fijn niet dood
Je ziet ’t verkeert soms gauw
Wees wijs en smeer  ‘m nou
Jullie dachten dat ‘k de kraaienmarsch gauw blazen zou
Jullie krijgt van mij geen halve pop
Vóór ik weer dood ga, maak ik alles op