O Heer, ik ben niet godgeleerdik ken u bijna niet
u vindt het zeker heel verkeerd
als ik praat met u per lied.
De één maakt u tot sinterklaas
de ander ziet u aan
voor 'n gemelijke oude baas,
die op zijn stuk blijft staan
en straffen uitdeelt in 't Latijn
met vagevuur en hellepijn,
maar die beloont een goed rapport
met rijstebrij en op een gouden bord.
O Heer,
ik ben maar 'n kind uit 't volk
ik woon in Amsterdam
misschien zit u nu op een wolk
die hier net overkwam
in dat geval heeft u misschien
nog net gelegenheid
iets van Groenbrugwal te zien
want ik ben hier meid
meneer Buwald is uw vriend
als iemand dus uw raad verdient
is hij het wel als theoloog
hou dus op hem uw alziend oog...
O Heer,
het is de eenzaamheid
als niemand je verstaat
waaronder 'n mens 't meeste lijdt.
Als u nou 's met hem praat,
als u nou zegt:
kom, beste Jan,
ik breng je weer thuis...
Geloof me, 'k weet er alles van,
mij sloegen ze aan 't kruis...
Misschien heeft hij, door u geleid,
vergeef me, Heer,
ik ben maar een meid,
en aan uw hand zijn weg weer vindt
want zonder u is elk mens blind.
Het spijt me ik ken geen Latijn,
maar 'k denk wel, dat er engelen zijn
die onder zang- en snarenspel
't voor mij vertalen.
Dank u wel.