Ik hou van zachtgebakken eikestam,
van boterbloemen op de boterham,
van wilgeteentjes in de berkensoep.

Ik zet de madeliefjes op het vuur
en neem een hapje zuring in het zuur,
omdat ik daar verrukkelijk van poep.

Door verse rozentaartjes glanst mijn haar,
door droge distels word ik honderd jaar,
door zwammensausjes blijf ik rap van tong.

Oké, er staan papavers in mijn oren,
mijn voeten zijn bezaaid met riddersporen
en lastig is dat longkruid in mijn long.

Er groeien scherpe dorens op mijn huid,
brandnetels, wier, stinkappels, bilzekruid,
maar ik blijf wel gezond en eeuwig jong.