Weet je wat Chris voor een opschepper is?
Weet je wat hij vertelt?
Hij zegt dat hij twee oma’s heeft,
dat elke oma hem een gulden geeft.
Hij stikt haast in het geld.

Ach Chrisje, hou toch je fatsoen!
Eén vader, één moeder, daar moet je het mee doen!
Daar hoort dus ook één oma bij,
die guldens voor je spaarpot spaart.
‘Het kunnen er twee zijn, volgens mij.
Vergist u zich niet, meneer Aart?’

Weet je wat Chris voor een opschepper is
met die omaatjes van hem?
Hij zegt: ‘De één woont om de hoek,
bij de ander ga ik op bezoek
met de trein en met de tram.’

Ach Chrisje, hou toch eens je mond!
Naar oma’s ga je met de pond,
want oma’s wonen over het IJ,
waar altijd wel een scheepje vaart.
‘Niet alle oma’s, volgens mij.
Vergist u zich niet, meneer Aart?’

Weet je wat Chris voor een opschepper is?
Weet je wel wat hij zegt?
Hij zegt dat zelfs de moeder nog leeft
van één van de oma’s die hij heeft.
Zoiets bestaat niet echt!

Ach Chrisje, hou je mond een keer!
Moeders van oma’s leven niet meer!
Hun leven is al lang voorbij,
hun foto’s worden goed bewaard. 
‘Het is misschien waar wat Chrisje zei.
Vergist u zich niet, meneer Aart?’

Nee! Nee!