Wat moet ik in Kaapstad? 
(wat doen ek in die Kaap?) 
Wat moet ik in Bloemfontijn? 
(wat doen ek in die Vrijstaat?) 
Het is altijd nog het allerbeste 
(het is lekker hier) 
Om in je eigen bed te zijn 
(het is beter om in m'n eie bed te slaap) 

Doe mij maar een biertje 
(jij moet net so je bek hou) 
Doe mij maar wat wiet 
(los mij uit, ek rook mijn boom) 
Doe mij maar een film met Winonah Rider 
(maar ik zou graag bij jou wil slaap) 
En je hoort me niet 
(en los mij nou een bietje uit) 

En je hoort me niet 
(los mij uit) 
En je hoort me niet 
(los mij fokking uit) 

Je mag best wel naast me komen liggen 
(jy moet ophou kak praat) 
Dat vind ik best wel goed 
(dis nou genoeg) 
Maar je moet niet aan mijn kop gaan lopen zeiken 
(jy smokkel met my kop) 
Nee je moet niet aan mijn kop gaan lopen zeiken 
(jy praat vreeslik baie kak) 

Nee je moet niet aan mijn kop gaan lopen zeiken 
(hou op smokkel met my kop) 
Nee je moet niet aan mijn kop gaan lopen zeiken 
(my kop is baie seer) 

Je mag best wel naast me komen liggen 
(ek hou baie van jou) 
Dat vind ik best wel goed 
(dis orait hierso)