Prins, De Munnik En Den Tex
Prins, De Munnik En Den Tex - Verstrikt In Blauw lyrics
Your rating:
[Intro] [Verse 1] ‘S morgens vroeg, De zon was op, Ik lag lui in bad, Ik vroeg me af, Hoe ze nu zou zijn, Of ze dat rode haar nog had? [Verse 2] Mijn ouders zeiden dat leven met haar, Alleen maar om ellende vroeg, Hadden gêne om mama’s zelfgemaakte jurk, En papa’s baantje was niet chique genoeg. [Chorus 1] En daar stond ik aan de kant van de weg, De regen viel met bakken neer, Op zoek naar de verloren tijd, Ik dacht nog: man daar sta je weer, Terug in de kou, Nog steeds verstrikt in blauw. [Verse 3] Toen ik haar tegenkwam, Had ze een man, Een huwelijk was snel gezien, Ik heb haar uit de malaise gehaald, Iets te overhaast misschien? [Verse 4] We gingen er in die auto vandoor, Om die in barrels weer te laten staan, We zijn, omdat het ons het beste leek, Op een avond uit elkaar gegaan. [Chorus 2] Maar toen ik wegliep, Draaide ze zich om, De bekoring was er nog, Want over haar schouder, Riep ze me toe, Vaarwel voor nu maar toch, Ik zie je gauw, Nog steeds verstrikt in blauw. [Verse 5] Ik vond een baan als klusjesman, Bij een firma in de Haarlemmermeer, Toen de sleur me de strot uit kwam, Gooide ik het bijltje er bij neer. [Verse 6] Ik vertrok naar het Zeeuwse land, En daar zat het me gelukkig mee, Ik werkte op een rondvaartboot Vanuit de haven van Zierikzee. [Chorus 3] Al was ik toen een tijd alleen, Het verleden liet me niet met rust, Hoeveel vrouwen ik ook had, In al die bedden kuste ik met jou, Nog steeds verstrikt in blauw. [Verse 6] Ze werkte in een topless bar, Langs de snelweg bij Maastricht, Ik kon niet anders dan naar haar kijken, Hoe ze danste in het blauwe licht. [Verse 7] Later die nacht, Die tent was leeg, Ik dacht: waarom zit ik hier nog? Ineens stond ze vlak achter me, Ze zei: hee maar ik ken jou toch? [Chorus 4] Ik mompelde wat voor me uit, Toen wees ze naar mijn schoen, Ze bukte en maakte mijn veter vast, Bracht me danig uit mijn doen, Ik viel haast flauw, Opnieuw verstrikt in blauw. [Verse 8] Ze stak een zooitje kaarsen aan, En kwam aan met wat wiet, Ze zei: ken je nog meer woorden dan Hallo? Erg spraakzaam ben je niet. [Verse 9] Toen gaf ze me een magisch boek, Met een kaft van rood fluweel, Geschreven door een Italiaanse poëet, Uit de dertiende eeuw. [Chorus 5] Als vlammen stegen woorden op, Als zielen in de nacht, Ze kwamen los van het papier, Alsof ik ze had bedacht, Alleen voor jou, Nog steeds verstrikt in blauw. [Verse 10] We woonden met zijn allen in Amsterdam, In een kelder bij de Magere Brug, Muziek waaide uit de café’s, Revolutie hing in de lucht. [Verse 11] Toen begaf hij zich op het pooierpad, Ronselde meisjes om zich heen, Zij verkocht haar ziel en zaligheid, En bleef achter met een hart van steen. [Chorus 6] Maar toen het onheil niet meer kon gekeerd, Hield ik mijn handen vrij, Wat ik boven alles had geleerd, Was meegaan met het tij, Waar het me ook brengen zou, Nog steeds verstrikt in blauw. [Verse 12] Dus nu ga ik weer terug, Ik moet haar hoe dan ook weer zien, Al die mensen die we hebben gekend, Zijn van de weg geraakt sindsdien. [Verse 13] De een werkt in de ICT, Een ander in een magazijn, Ik begrijp niet hoe het ooit begon, En waar ze nu mee bezig zijn. [Outro] Maar ik voor mij ik ben nog steeds op weg, Ik heb het leven lief, Net als jij, Maar we zagen het, vanuit een ander perspectief, Ons zelf steeds trouw, Voorgoed verstrikt in blauw.