Neerlands Hoop
Neerlands Hoop - De fietstocht lyrics
Your rating:
Het regende dat het goot. Maar het deerde de twee wakkere knapen niet. Eindelijk was het dan zover. De reis naar Frankrijk was begonnen. In een pittig tempo peddelden de beentjes de pedalen rond. Als ze maar eerst in Belgiƫ waren, want dan begon het pas goed. Eindelijk bij Rijswijk brak de zon door. Ze besloten van de gelegenheid gebruik te maken, de benen te strekken en even te pauzeren. Wat smaakte die kadetjes lekker zeg. Moeder had hen toch maar weer verwend. Even dacht Egbert hoe het thuis zou zijn. Moe was erg ongerust geweest. Gek eigenlijk want hij was toch al tien. ? Hoe lang was het nu al weer geleden, dat Egbert aan Wim gevraagd had of hij mee ging fietsen naar oom Jean in Frankrijk? Lang had Wim niet geaarzeld en toen Egbert ook Wim's vader had overtuigd stond niets een fijne fietsvakantie meer in de weg. Zo, nog even een slok uit de veldfles en dan maar weer eens opkrassen. Al de hele tijd stond er iets verderop een wat oudere jongen te liften. "Ook kinderachtig.", dacht Egbert. "Zo kan ik het ook. Nee, fietsen op eigen kracht, dat is je ware." Vrolijk groetend fietsten ze de lifter voorbij. De zon scheen nog steeds toen ze tegen zevenen Nootdorp binnenreden. Het ging niet zo vlug als Egbert gedacht had. Wim kon niet zo goed meekomen. Die had natuurlijk ook niet van die fijne kadetjes gegeten. Het was de schuld van die brommer. Huilend stond Egbert bij z'n verbogen voorwiel met een bloedende knie, die gelukkig niet echt pijn deed. Het was weer gaan regenen. ? En die gemene brommer was nog doorgereden ook. "We wachten tot de Wegenwacht langskomt.", zei Wim, die weleens een Autokampioen bij de tandarts had doorgebladerd. Daar kwam de lifter vrolijk groetend voorbij, in een kanariegele Daf. Natuurlijk, liften, dat konden zij ook. "Ja, maar," zei Wim, "ik geloof nooit dat m'n vader het goed vindt." "Ach joh, wat kan je gebeuren? Op de terugweg pikken we de karretjes weer op." Zo gezegd, zo gedaan. Daar zoefden ze over de Belgische wegen in zo'n grote vleesauto. Die chauffeur was heel sterk. Dat kon je zo zien. Die had natuurlijk vroeger veel kadetjes gegeten. "Pak de passen maar jongens, we zijn bij de grens." Egbert had de douane altijd een beetje griezelig gevonden, maar met die sterke chauffeur d'r bij kon ze niks gebeuren. Wat was dat stom! Wim was zijn pas vergeten. Gelukkig wist de chauffeur raad. "Ga maar zolang in de achterbak zitten en als we voorbij de grens zijn, dan haal ik je d'r wel weer uit." ? Een fijn plan zeg. Egbert gloeide alsof ie het zelf verzonnen had. Daar had je de grens. De chauffeur en Egbert moesten uitstappen en mee naar het kantoor waar allerlei vragen gesteld werden in het Frans en waar Egbert natuurlijk niet veel van begreep. Toen moest ie nog z'n jopper en z'n sandalen uittrekken en uiteindelijk ging de achterbak open. Maar gelukkig was Wim al geheel ingevroren. Zo, nu doe ik het licht uit. Nu moet je lekker gaan slapen en niet meer bij ons in de kamer komen.