[Verse 1]
In opa′s oude schuur daar staat een arreslee
en als het 's winters sneeuwt gaan wij weer met hem mee.
We glijden door de sneeuw, het paard loopt in galop,
wij knusjes achter in de slee en opa zit voorop.
 
[Chorus]
Jingle bells, jingle bells, in de arreslee,
je hoort de belletjes van ver en wij zingen mee, hee.
Jingle bells, jingle bells, niets is er zo fijn
dan, als het sneeuwt, met opa in de arreslee te zijn.
 
 
[Verse 2]
Het weer is koud en guur, 't is glad, dus opgepast:
mijn sjaal hangt in de wind en ik hou me stevig vast.
Zo′n ritje met de slee, dat duurt toch veel te kort,
ik kijk er graag naar uit   als het weer winter wordt.
 
[End-Chorus]
Jingle bells, jingle bells, in de arreslee,
je hoort de belletjes van ver en wij zingen mee, hee.
Jingle bells, jingle bells, niets is er zo fijn
dan, als het sneeuwt, met opa in de arreslee te zijn.
          in de arreslee te zijn.