Miek En Roel
Miek En Roel - Land van Nod lyrics
Your rating:
En Abel zweeg een wijl en kneep zijn ogen dicht. De rechter sloot het boek en deed zijn harde plicht. De jury keek ontzet, de rechter brak zijn staf. Maar Abel gaf geen kik bij ’t horen van zijn straf. En Kaïn stal een ram als offer voor zijn God, en Abel zag de rook vanuit het land van Nod. En Petrus nam het geld en borg het in de grond, e Judas werd beticht toen men het niet meer vond. Johannes vluchtte weg, hij vreesde voor zijn kop. En Judas kocht een koord en hing zich daarmee op. De priesters lachten luid en schimpten op hun God. En Abel zag het kruis vanuit het land van Nod. De koning en de nar schaakten voor de kroon, en toen de vorst verloor beklom de nar de troon. Die maakte toen een wet die ’t narrenpak verbood. Al wie men daar in zag schoot men dadelijk dood. De lach werd subversief en ernst het groot gebod. Slechts Abel lachte droef vanuit het land van Nod. De predikant kwam hier en opende zijn mond maar deed die prompt weer dicht en liep toen maar wat rond. Men stelde hem de vraag waarop hij zwijgen bleef. Hij wees toen op zijn hand en zei: “Zie eens hoe die beeft.” Net toen hij spreken wou weerklonk ’t fatale schot, en Abel zag het bloed vanuit het land van Nod. De zandman speelt zijn rol, verkleed als nette heer. Hij wiegt elkeen in slaap en kijkt dan op en neer. Hij heeft een gouden arm die schittert als de zon, maar al wat hij betast wordt buigzaam als karton. In golven kleur en schuim verschijnt de neon-god. Zelfs Abel ziet zijn gloed vanuit het land van Nod. En Edgar Allen Poe staart somber in de nacht en grijnslacht naar de raaf die immer op hem wacht. En Wiliam Wilsom steekt zijn dubbelganger neer. Wie echt was en wie schijn, dat weet hij nu niet meer. Al kreunend doolt hij rond en vloekt het vrede lot. Ook Abel ziet zijn schim vanuit het land van Nod. De fee in leren jak, de huurling en de heks vereren ’t gouden kalf wijl Mozes, Mister seks, het witte doek bevuilt met sperma en met bloed. Hij gooit de stenen wet stuk voor zijn eigen voet. De splinters en ’t gedruis verwoorden ’t nieuw gebod. En Abel zucht vermoeid vanuit het land van Nod. De landman smeekt tevergeefs op toegang tot de wet. Op ’t bankje voor de poort heeft hij zich neergezet. De wachter neigt het hoofd, de man werd doof en oud en schreeuwt hem in het oor: “Die poort was daar voor jou.” Daarna doet hij ze dicht, de sleutel valt in ’t slot. En Abel hoort de klik vanuit het land van Nod. En Moloch heerst alom, de heer van ’t helse vuur. En Hein, zijn trouwe maat, verbijt het stervensuur. De dwerg balt boor zijn vuist waarbij de reus lid lacht. En dof gromt de vulkaan bij ’t vallen van de nacht. Al is er nog niets beslist: wie vreest er niet zijn lot. Zelfs Abel wendt het hoofd vanuit het land van Nood. En hier sta ik vannacht gevangen in het licht. Maar duister is het rond mij, ik zie geen bekend gezicht. Mijn woorden breken stuk in scherven op de grond; weerspiegelen ze wel meer dan waas van mijn mond. Mijn ogen zijn verblind, ik ben hulpeloos als een mot. Slechts Abel ziet het licht vanuit het land van Nod. Muziek: Roel Van Bambost Tekst: Miel Swinnen