Met in zijn buidel brood en kaas
En ook een opgevulde haas
Trok Tijl een zomerdag vol zwier
Gezwind van Herentals naar Lieer
Maar onderweg langsheen de baan
Zag Tijl een rijke koopman staan
Hij dacht: die lust geen brood noch kaas
Maar koopt beslist mijn reuzenhaas

Tijl haalde stralend uit zijn zak
De haas die zwaar vol stenen stak
“Kijk koopman”, sprak hij “Wat ’n spijs
Ik bied hem u aan halve prijs”
De koopman kwikte, schonk het geld
En dacht: “Wat ben ik goed gesteld”
Maar Tijl liep wat hij lopen kon
Nadat hij deze grap verzon

Vanop de weg naar Herentals
Riep Tijl: “Is hij niet al te mals
Gij kocht hem, vriend, nog juist op tijd
Ik wens u goede appetijt”
De koopman vloekte zich haast dood
Maar Tijl at rustig kaas en brood
Al wenste men hem naar de maan
Het koopje had Tijl deugd gedaan