Bloemeke klein en bloemeke fijn en bloemeke in de weide,
als de maaier daar komt aan, hoe zul je hem dan mijden?
Boterbloemeke en sleutelbloemeke en lelietje van dalen,
waar is 't geel en 't goud en 't wit, als de maaier je komt halen?
Waar is 't geel en 't goud en 't wit?
De vlinder die op je stengeltje zit,
vlinderfladdert heen, alleen…
Haasje blij en konijntje vrij en de reeën in het woud,
als de jager daar komt aan en ben je niet benauwd?
Vis in 't water, jij blote vis, verscholen in 't lis,
als de visser vissen vist en word je niet geklist?
Waarom schrijft het schrijverke voort?
Tatert op 't water ongestoord,
vlinderfladdert heen, alleen…
Kindje klein en kindje fijn en meideke van de buiten,
als de jager daar komt aan, zal hij mooie wijsjes fluiten.
Anne-Marietje, Vergeet-me-nietje, Margrietje met rode lippen,
als de jager daar komt aan, hoe zul je hem ontglippen?
Rose-Marie lacht de jager uit:
hopsasa en ze is weeral bruid,
vlinderfladdert heen, alleen…
Vlinder, schrijverke, Rose-Marie: leuke lenteparazieten,
als de zomer is gedaan, ben je ouwe grijze grieten.
Rupsepop en modepop, alle poppen krijgen blutsen.
Alle flodderfladdervlinders zijn moederziele dutsen.
Zedeles van m'n wijze preek?
'k Weet het niet, 'k ben 'n dwaze leek,
vlinderfladdert heen, alleen…



Tekst en muziek KoR Van der Goten