Een liedje van de Pasen, een liedje van het licht,
alleluja.
De winter is geweken, de dood gezwicht,
de lente geeft de aarde weer een nieuw gezicht,
Alleluja, alleluja!

Een liedje van de Pasen, een liedje van de zon,
alleluja.
De vogels zongen tomeloos hun vreugde uit,
de klokken hebben lang en om het hardst geluid,
Alleluja, alleluja!

Een liedje van de Pasen, een liedje van het feest,
alleluja.
Stemt allemaal het hart op de blijde toon,
het kwaad is overwonnen en uw huis is schoon,
Alleluja, alleluja!

Een liedje van de Pasen, een liedje van de hoop,
alleluja.
De steen is wonderbaarlijk opzij gelegd,
Maria Magdalena heeft het zelf gezegd,
Alleluja, alleluja!

Een liedje van de Pasen, een liedje van het licht,
alleluja.
De winter is geweken, de dood gezwicht,
de deuren van de hemel vallen nooit meer dicht,
Alleluja, alleluja!

Een liedje van de Pasen, een liedje van de zon,
alleluja.
En gij die door de nevelen het licht niet ziet:
ook Thomas was aanvankelijk zo gelovig niet.
Alleluja, alleluja!