De goudfazant heeft veren van goud
en het edelhert een edel gewei.
De specht slaat luide roffels op het hout
en de liefste van al ben jij,
de liefste van al ben jij.

De merel heeft een stem als een bel
en de vlinder vliegt op vleugels van zij.
En als het niet waait, dan regent het wel
en de liefste van al ben jij,
de liefste van al ben jij.

De welvaart roept van 'altijd maar meer'
en de dwaasheid draaft de wijsheid voorbij.
De mensen jagen 'roef' op en neer
en de liefste van al ben jij,
de liefste van al ben jij.

De stad is vol lawaai en vol stank
van benzine en patat-frieterij,
maar heel, heel diep in het bos staat een bank
en de liefste van al ben jij,
de liefste van al ben jij.