Tante Leen, Tante Leen,
'k ga een liedje over je zingen.
Tante Leen, Tante Leen,
'k weet alleen niet waarmee te beginnen.
Tante Leen, Tante Leen,
want alles wat je doet,
Tante Leen, Tante Leen,
dat doe je zo hartstikke goed.

Leentje, zeg Leentje,
zoals jij zingt er niet eentje.
Je stem is net als je hartje van goud,
het is er een waar je daad'lijk van houdt.
Leentje, zeg Leentje,
als je zingt bij jouw in 't cafe,
kan je 't slaan van de toren,
al gauw niet meer horen,
want iedereen zingt mee.

Tante Leen, Tante Leen,
je kan altijd heel goed horen,
Tante Leen, Tante Leen,
waar of je bent geboren.
Tante Leen, Tante Leen,
jij blijft ons Mokum trouw.
Tante Leen, Tante Leen,
't is daarom dat ik van je hou.

Leentje, zeg Leentje,
zoals jij zingt er niet eentje.
Je stem is net als je hartje van goud,
het is er een waar je daad'lijk van houdt.
Leentje, zeg Leentje,
als je zingt bij jouw in 't cafe,
kan je 't slaan van de toren,
al gauw niet meer horen,
want iedereen zingt mee.

'k zeg je dat ik het meen,
d'r is voor mij maar één,
dat is Tante Leen.