Ik was gisteren in de dierentuin
met de hele klas
en droomde afgelopen nacht
dat ik een neushoorn was.
(Neushoorn, neushoorn, neushoorn)
Dat ik een neushoorn was.

Ik bonkte door de kamer,
ik rende door de gang,
ik stormde door de straten
en iedereen was bang.
(Neushoorn, neushoorn, neushoorn)
Ja,  iedereen was bang.

Ik was niet langer mensenschuw
en ook niet meer geremd,
omdat je lak aan alles hebt
als je een neushoorn bent.
(Neushoorn, neushoorn, neushoorn)
Als je een neushoorn bent.

O, voetbalsupporters renden weg voor mij vannacht;
ook alle grote jongens en die pestkop uit groep acht;
had iemand zin in zinloos geweld, dan gaf ik snel
aan wie zo graag wou vechten een flinke dreun of lel!

Dus heeft het kabinet mij
een medaille opgespeld.
Voor het eerst stond er een neushoorn
in de krant als held.
(Neushoorn, neushoorn, neushoorn)
In de krant als held.

Vanmorgen toen ik wakker werd
voelde ik mij zo fijn:
ik was opeens niet langer meer
hulpeloos en klein.
Ik wil vannacht het allerliefst
opnieuw een neushoorn zijn
(Neushoorn, neushoorn, neushoorn)
Ik wil een neushoorn zijn!