‘Mooiste vrouw van alle vrouwen,
wil jij misschien met me trouwen?’
‘Als je mijn drie raadsels raadt,
wil ik met je over straat.

Eerste raadsel, moet je horen:
wat is hier de hoogste toren?’
‘Dit de breedste van de drie,
maar de hoogste, dat is die.’

‘Tweede raadsel: van drie dozen
wordt de kleinste uitgekozen.’
‘Deze? Nee? Dan die misschien?’
‘Nou, dat heb je goed gezien!

Derde raadsel, kistjes dus:
één is vol met lepeltjes,
twee zijn leeg, daar zit niks in.
Welk is vol?’ ‘Ja, ik begin.

Als ik ze eens aan zou raken.’
‘Ja, dat mag.’ ‘En openmaken?’
‘Nee, de kistjes zijn op slot
en de sleutels zijn kapot.’

‘Nou, dan is het die, eh, deze!
Dit zal het volle kistje wezen!’
‘Fout! Ik vind het jammer, hoor,
maar de bruiloft gaat niet door.

Eén vol kistje en twee lege.
Ach, hij had ze moeten wegen.
Kom maar met je hand en voel
welk kistje ik bedoel.’