Op de markt in de dapperstraat, zag ik hem staan
Met een pak en een stropdas, en een overjas aan
Hij stond achter het kraampje, waar zijn koopwaar op lag
Dikke boeken en kandelaars, en een Hollandse vlag
Een verzameling kruisjes, van 't allerfijnste hout
Davidsterren en duifjes, van zuiver zilver en goud

Ik liep naar hem toe en zei, hoe gaan de zaken vandaag
Maar tot mijn verbazing, ging hij niet in op de vraag
Pas toen ik dichterbij kwam, zag ik die trek om zijn mond
En daarna tot mijn verbijstering, al dat bloed op de grond
En in ondeelbaar ogenblik, kijk hij mij aan
Ik viel op mijn knieen en riep, Jezus, wat hebben wij gedaan