Trouw met mij
Trouw met mij
Trouw, ja, trouw met mij

(Want wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Ja, wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Wil je zeker)
Ruzie met je familie, wil je ruzie met je familie?
Wil je ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij)

Ik liep in een casino in m'n nette pak
En voordat ik 't wist stond ik bij de roulette-bak
Ik keek naar 't rad, dat draaide in 't rond
Ik dacht: "Ik weet nu zeker waar de volgende komt"

Ik pakte m'n fiche en greep m'n kans
Ik keek naar nummer drie, maar daar stond al een man
Nummer twee brengt geluk, hij zei dat hij dat ook vond
Ik zette snel m'n fiche waar hij op stond

De poen die ik won verdween in m'n tas
De man was boos, hij was niet in z'n sas
Maar ik kon niet weten dat die vent je vader was

(Dus wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Ja, wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Wil je zeker)
Ruzie met je familie, wil je ruzie met je familie?
Wil je ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij)

Het nieuwe jaar begon, nieuwe klas, nieuwe stress
De school sprak over een nieuwe lerares
Ze gaf huishoudkunde en rekenles
En wiskunde, dat deed ze 't best

Ik irriteerde als de pest
En ze zei: "Hou nou eens stil
Je gaat zo naar de directeur
Als dat is wat je wil"

Ik ging door met boeren en puffen laten
Maar die sma had niets in de gaten
We kregen vrij als ze bezweek
Dus ik wachtte op 't moment dat ze niet keek

Doe inkt op de stoel waar ze zat in de klas
Ik lag in een deuk want ze ging zitten in die plas
Maar ik kon niet weten dat die lerares je moeder was

Trouw met mij (Ik zeg je)
Trouw met mij (Mijn schatje)
Meisje, trouw met mij

(Dus wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Ja, wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Wil je zeker)
Ruzie met je familie, wil je ruzie met je familie?
Wil je ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij)

Ik was op weg met een pesthumeur
Want die school was saai, was weer een gezeur
Het weer was slecht, het regende in de goot
Het water wat daar lag leek op een sloot

Ik keek en dacht: "Wat een troep ligt daarin
Weg met die troep" dus kreeg ik zin
Toen zag ik haar lopen, die oude mevrouw
Ze liep langs de goot, dat zag ik al gauw

Een plas kwam nader en ik gaf gas
Die vrouw was nat zelfs onder haar jas
Maar ik kon niet weten dat die sma je oma was

(Dus wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Wil je zeker)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Ja, wil je)
Ruzie met je familie, wil je ruzie met je familie?
Wil je ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij)

(M'n schatje, wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Ja, wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Want wil je)
Ruzie met je familie, wil je ruzie met je familie?
Wil je ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij)

(Allemaal tegelijk nou)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Ja, ook daarachter)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (En hier van voren)
Ruzie met je familie, wil je ruzie met je familie?
Wil je ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij)

(M'n schatje, wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Ja, wil je)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Want wil je)
Ruzie met je familie, wil je ruzie met je familie?
Wil je ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij)

(Allemaal tegelijk nou)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (Ja, ook daarachter)
Ruzie met je familie, trouw met mij (Trouw met mij) (En hier van voren)