Het was een koude  winteravond
Ik zat bij de open  haard
Met een  lekker  glas  cognac
En een uitstekende sigaar
Heerlijk  alleen  met  mezelf
Beide  voeten  op de poef
Een goed boek bij de hand
Dat is voor mij genieten troef
‘k was halverwege   hoofdstuk 7
toen werd er aan de deur gebeld
ik dacht  verrek  wie kan dat wezen
‘k ben nu niet op bezoek gesteld
En ik dacht  foert  ik doe niet open
Vanavond  niemand  in mijn  kot
Maar het bezoek  was omgelopen
De achterdeur  zat  niet op slot
Ai ai ai ai daar gaat  mijne  avond
Ai ai ai ai net nu ik op mijn  gemak  zat
Ik werd besprongen  door  de natte
Onder de modder  zittende  hond
Van de buurman  die met besneeuwde
Laarzen  op mijn  vloerkleed stond
Kom hier  mooi blijf  zit  af
Neen af Loebas  hier
Hij begint  al goed te luisteren
Een jonge hond ’t is een plezier
De buurman ging dan zelf maar  zitten
Meteen 1 been op de poef
‘k maakte  me zorgen want ‘k wist niet zeker
is die poef wel waterproof
zijn  oog viel op het  houten  kistje
wat op het marmeren salontafeltje stond
naast de fles met gouden vocht  die ik moest  redden
van het hevig kwispelstaarten van zijn hond
ai ai ai ai daar gaan mijn sigaren
ai aiai ai en ook mijn goeie  fles cognac
ai ai ai ai mijn dure sigaren
ai ai ai ai is’t goed als ik er mij nog eentje pak
Hij schonk  zich  nog eens in 
smeet  nog een houtblok op het vuur  
En voor hij weg was duurde het nog anderhalf  uur
Hij is wel sympathiek  toch  zoudt ge zeggen op den duur
Beter een verre vriend  dan een goede buur
Ai ai ai ai hij woont hier al jaren
Ai ai ai ai ik zie hem vijf  zes keer  per dag
Ai ai ai ai nog zoveel jaren
Ai ai ai ai hij moet  mij trouwens  ook nog 50 euro