Ziezoo, ’t is gedaan met het stempelen hoor
Nou heb ik de steun niet meer noodig
Ik heb een fijn “job”en ik schaam m’er niet voor
En geld dat is nooit overbodig
Als zingende kelner in ’t volkscabaret
Zorg ik voor de pilsjes, de Cats en de pret
En staat er de stemming een oogenblik stop
Roep ik als commando: Hadsjee, zet ‘m op

   Hadsjee, zet ‘em op, van de karrewassee
‘k Zet alles op haren en snaren
Nou allemaal samen nog één keer
Hadsjee, aannemen, drie pils, twee klare 

Toen ‘k nog in mijn doen was kwam ‘k ook wel een keer
In Trianon of La Reserve
Daar buigen de kelners als knipmessen neer
Die chique is om van te besterven
Ik zeg maar:”We zijn immersw mensch allemaal
De één heeft de dalles, de ander ’t kap’taal
Ik zeg dus gewoon: Asjeblieft broer een wijn
En zing het refrein mee, zeg ijzeren Hein

   Hadsjee, zet ‘em op, van de karrewassee
‘k Zet alles op haren en snaren
Nou allemaal samen nog één keer
Hadsjee, aannemen, drie pils, twee klare 

Al draag ik geen rok en een stijfstaande boord
Al is ook mijn pakkie wat sjovel
Al voer ik alleen in het Tuinstraatsch het woord
Mijn katsies en pilsjes zijn jovel
Al zeggen de lui van de haute volée
Wat meent hij nou feitelijk met zijn “Hadsjee”?
Dat is nou ’t geheim van Willem de Kip
Ja, afreek’nen heeren en denk om de tip

   Hadsjee, zet ‘em op, van de karrewassee
‘k Zet alles op haren en snaren
Nou allemaal samen nog één keer
Hadsjee, aannemen, drie pils, twee klare