Willem Nijholt
Wieteke van Dort & Oebeler Kinderkoor & Willem Nijholt & Oebele - Gronkenlied lyrics
Your rating:
Dit is het lied van Grunk en Gronk, een lied dat nog nooit af was. Twee reuzen in het Oebeler dal, vlakbij de Oebeler waterval. Het lied, het lied van Grunk en Gronk, de goede oude reuzen die wonen bij de oude stronk in een spelonk naar keuze, in een spelonk naar keuze. Daar waar het water zachtjes dript in fonkelende grotten, daar doet zoon Gronk de vuile vaat: hij rommelt met de potten; hij klingelt met de lepels en de messen en de vorken en ondertussen kijkt hij om of Grunk niet ligt te snurken. Dan roept hij: ‘Grunk, het sop wordt koud, je zou me even helpen.’ Dan mompelt Grunk: ‘Pardon, mijn fout’, maar het leed is niet te stelpen. Ze ploeteren al eeuwen aan een grote heuvel vaat. De kopjes staan tot het plafond, de bordjes tot de straat. Er komt geen einde aan: zoon Gronk begon er aan als knaap, maar reuzen houden steeds weer op, ze doen een winterslaap, ze doen hun winterslaap. Eerst waren het twee kopjes en wat bordjes, lepels, messen en Grunk zei: ‘Gronk, ach, laat maar staan’, heel weinig interesse. Ze gooiden liever buiten met rotsen naar elkaar of stoeiden in de waterval of kamden hun lang haar of deden weer hun winterslaap, besmeerd met verse boter en ondertussen werd de vaat, de vuile vaat, steeds groter. Zo komt het nou, na eeuwen staan de reuzen voor het blok: er zij geen schone kopjes meer en de spelonk is tjok. Ze moeten wel en kijk, al is de afwas niets voor mannen, de reuzen staan al eeuwenlang te rammelen met hun pannen. En Grunk zit op een oude kruk en droogt miljoenen kopjes. Soms valt er wel eens eentje stuk, dan is hij in zijn nopjes. ‘Alweer een kopje minder, Gronk,’ roept hij, ‘dat wordt weer vroeg!’ Maar Gronk zegt: ‘Ach, wat baat het ons, er zijn er nog genoeg.’ En wie er langs de grotten komt en binnen luid hoort rommelen, die weet: dat is de reuzenvaat… wanneer ze niet weer dommelen. Dit is het lied van Grunk en Gronk, een lied dat nog nooit af was. Twee reuzen in het Oebeler dal, vlakbij de Oebeler waterval, en helden van het carnaval. Ze zwoegen aan de afwas.