Volksliedjes
Volksliedjes - De slet lyrics
Your rating:
Het was koud , een snerpende wind Er valt sneeuw die verblind Elkeen is warm ineengedoken De neus in den kraag gestoken Zo loopt men bibberend voort De tred door de sneeuw gesmoord Elkeen treed huiswaarts Het is koud en geen mens meer op straat Refrein Een enkele toch schijnt geen koude te vrezen Wie mag zij toch wezen Op wie wacht ze toch Somtijds blijft zij staan Spreekt dan heren aan Men veracht nu dat wezen Dat droevig lijdt , die arme meid Hoe kreeg zij het toch in t'gedacht Om zo bij dag en bij nacht Langs de straten te lopen Haar lichaam te verkopen Vroeger was zij vol vlijt Een brave en deugdzame meid Door menig jongeman behaagd Door menig aanbidder gevraagd Refrein Doch een rijke heer kwam zijn liefde aanbieden Men weet hoe die lieden bereiken hun plan Met een handvol geld zijn zij gesteld En lustig verzadigd verlaten zij het kind Dat vurig mint Het meisje lijdt nu verdriet Haar minnaar vergeten kan zij niet Op straat wil zij hem aanspreken Maar wordt door hem niet bekeken Zij roept en smeekt : Keer toch weer Maar hij de achtbare heer Bedenkt spoedig een plan En roept een politieman Refrein Hij zegt : Grijp die slet Zij is van lichte zeden Zij vraagt mij met haar mede En dat verbied de wet Hij maakte haar alzo Een publieke vrouw Haar wil men niet aanhoren Zij die was slecht bezat geen recht ----------------------------------