Vlaamse volksliederen
Vlaamse volksliederen - Biechten lyrics
Your rating:
Biechten t'Was pasen , en den tijd van biechten die was daar Wilde gij uw pakske maar vergaren En zijde gij met last van zondekes belaan Wilt ze dan den paster openbaren Ik van mijne kant heb niets te onderzoeken Ik ben niet gewend te liegen of te vloeken En al die andere frullekes die men ons nog verbiedt Dat zijn mijn plezieren , en die biecht ik niet En al die andere frullekes die men ons nog verbiedt Dat zijn mijn plezieren , en die biecht ik niet Ik was er overlest al heel vroeg opgestaan En de zon die was pas aan het rijzen Een meisje zag ik daar langs de wegen gaan Heel verlegen en zwaar van gepeinzen Ik ging er dat meisje vriendelijk begroeten En ik was kontent zo'n vogel te ontmoeten En ik vroeg aan dat meisje : hoe gaat het met u ? Van waar komt gij getreden , en waar gaat gij nu ? En ik vroeg dat meisje : hoe gaat het met u ? Van waar komt gij getreden , en waar gaat gij nu ? Wel luister jonge man , ik ben te biechten gegaan En al mijn zonden zijn vergeven Ik ging bij de pastoor met mijn paksken belaan En al mijn zonden zijn vergeven Zie nu meisje lief , als gij mij wilt bedriegen Zulde gij al gauw gaan trekken aan de wiege Komt gij van te biechten ? Dat geloof ik niet Want gij liet uw paksken bij de paster niet Komt gij van te biechten ? dat geloof ik niet Want gij liet uw paksken bij de paster niet Welaan dan jonge man , uw woorden zijn serieus k'Heb er van mijn paksken niet gesproken Want hij bekeek me daar met ogen als een reus Toen hij t'luikje had opengeschoven Aan de andere kant had ook een meid gezeten Die als ik in Adams appel had gebeten Wat de paster haar toen zei vergeet ik niet Daarom sprak ik liever van mijn paksken niet Wat de paster haar toen zei vergeet ik niet Daarom sprak ik liever van mijn paksken niet --------------------------------