't Kliekske
't Kliekske - Het Diefken lyrics
Your rating:
Daar was eens een diefken uit stelen gegaan, en hij vond er niets te stelen, niets te stelen. Niets als een oudste dochter uit een huis, die zo gaarne wou gestolen worden. Zeg steelde gij mij, dan zijt gij een dief, en zo sprak er ja dat allerzoetste meisje lief: Maar kom 's avonds (3x) Klopt er op mijn slaapkamerruit, en ik zal er U met liefde in laten. En de dag verdween en de avond kwam aan, als er ons allerzoetste lief 3 kloppen op haar venster gaf. Maar de vader riep van binnen: Ach mijn lief Katrientje slaapt gij nog niet? Of zijn er dieven van binnen? Ach neen, vaderken lief, 't is een grote, zwarte hond, en hij wandelt al de ganse nacht op mijn slaapkamerke rond. Niet geloven (3x) Pakt er dan een solferstek en steek hem aan het licht, Ge zult het zien al voor uw ogen. De vader dat was zo'n oude grijze dsjek en hij pakte daar een solferstek en hij stak hem aan het licht. Maar hij wachtte veel te lange, veel te lange, totdat den dief al van zijn zoete lief langs de ledikant was weggekropen. De vader die ging tot op den hoogste trap, en hij zei: "Katrientje, waarvan is dat beddeken zo plat?" "Wel mijn vader, wilt ge 't weten, wilt ge 't weten, Keer ik mij langs hier, of keer ik mij langs daar, het zijn vlooien die mij hebben gebeten." De vader die keek toen in de ledikant en hij vond er daar een vlooiken, wel van zeven voeten lang. Zeven voeten, wel gemeten, wel gemeten. "Ach Katrientje, slaapt gij bij zo'n vlooi, het is geen wonder dat gij zijt gebeten!" Maar na negen maandekens en enen dag, als ons groot Katrientje daar met een klein vlooiken lag. Jonge meisjes, wilt ge 't weten, wilt ge 't weten: Slaapt er nooit op een kamer alleen, en pas toch op dat ge niet wordt gebeten. Opgetekend te Huizingen