De wereld is in rep en roer,
Des morgens komt de melkboer,
Dan komt ook weer de bakker,
Dan komt ook weer de bakker, 
Dan kan komt signeur de karreman,
Die zoo verruk'lijk rat'len kan,
Hij ratelt mij schier wakker. 
Hij ratelt mij schier wakker.
 
Dan belt er weer een andere vent,
Die zeg: "Ik maak mijnheer bekend,
En onze vrienden allen,
En onze vrienden allen, 
Dat buurvrouw Griet van Jan Patroon,
Verlost is van een boerenboon,
En in de kraam bevallen. 
En in de kraam bevallen."
 
"Dat jok je, kerel!", zei Katrein,
"'t Zal zekerlijk een zoontje zijn,
Wie krijgt er boerenbonen? 
Wie krijgt er boerenbonen?"
Zacht zegt Achilles: "Houdt u stil,
Ik keek door mijn verkeerde bril,
Dus ben ik te verschonen. 
Dus ben ik te verschonen."
 
Dan komt die lang verwachte was,
Van 's Gravenland, van Van der Plas,
De baker krijgt een fooitje,
De baker krijgt een fooitje, 
De was is juffrouw wellekom,
Sinjeur zag liever baars met hom,
Als zulk een waterzooie. 
Als zulk een waterzooie.
 
Het hele huis is op de been,
Sinjeur vliegt naar zijn kamer heen,
De stijfster is gekomen, 
De stijfster is gekomen,
De was wordt naar de ouden trant,
Met baliemand op baliemand,
Door 'volk in huis genomen,
Door 'volk in huis genomen.
 
Maar ondertussen kijkt sinjeur,
Eens om het hoekje van de deur,
Verlangt om wat te knappen, 
Verlangt om wat te knappen,
En zo als hij de deur open doet,
Daar valt de baliemand met goed,
Van boven van de trappen. 
Van boven van de trappen.
 
Sinjeur vraagt spoedig om pardon,
Daar het niet anders wezen kon,
't Was crime majestatis
't Was crime majestatis; 
Maar toen Anna de Keukenmeid,
De zaak in kwestie heeft bepleit,
Verkreeg hij pardonnatis, 
Verkreeg hij pardonnatis.
	
Want pas bevorens had Katrijn,
Uit Urzijn en uit Valentein,
Zeer bondig klaar gelezen,
Zeer bondig klaar gelezen. 
Dat leed te doen aan ene was,
Geen crime majestatis meer,
Dus was de zaak bewezen, 
Dus was de zaak bewezen.