Ik kwam heur zomaar tegen, in’t midden van de stad
Ik was kompleet verloren, dat hadde kik nog nooit ni gehad
Ik wist ni hoe dat kwam, mor ik kwam tot het besluit
Het was een schat van een joenk mor met ne hele lelijke snuit

Matil, Matil, heur oogskes ston kadul,
Op heure grote scheve neus, staat een dikke vette vrat
En boven op heur beentjes een dik gezellig gat
Matil, Matil, gij zé de vrouw die dak kik wil

Ze sprak van da koeterwaals waar dak kik niks kon van verstaan
Mor de liefde hee gin woorden nodig, nemt da van mij aan,
Want veur da we het wisten, lagen we in bed
Z’had eerst heur valse tanden op het nachtkaske gezet

Matil, Matil, heur oogskes ston kadul,
Op heure grote scheve neus, staat een dikke vette vrat
En boven op heur beentjes een dik gezellig gat
Matil, Matil, gij zé de vrouw die dak kik wil

Gelak ze was gekomen is ze weg gegaan,
Z’hee mij veur ne rijke vent uit Brussel laten staan
Z’is na beter af, da was een heel goei keus,
Ze kreeg van ‘em drei kinderen, een vals gebit en ne nieve neus

Wadat die nacht hebt meegemokt is nen droom veur elke vent
Het was nen hete duvel met een zuiders temprament
Hemmek ooit nog is een lief  ni al te knap of te charmant
mor 't moet eentje zonder tandjes zen want dadis toch vreed plezant

Matil, Matil, heur oogskes ston kadul,
Op heure grote scheve neus, staat een dikke vette vrat
En boven op heur beentjes een dik gezellig gat
Matil, Matil, gij zé de vrouw die dak kik wil
Matil, Matil