Arie was pas zeven jaar, zat vooraan in de kerk
Hij was een vlijtig misdienaar dat was zijn liefste werk
Hij ringelde met belletjes, de mensen keken op
Die aria zei daar: iedereen is geroepen door God

   Arie, is u daar
Ja heer, ik ben

Hij ging naar het seminarie, dat moest hij van de dorpspastoor
Hij deed zijn best die Arie, hij zong zo mooi op het koor
Hij werd gewijd en feesten maar, met slingers en met kransen
De harmonie die speelde daar, het hele dorp kon dansen

   Arie, is u daar
Ja heer, ik ben

Hij ging naar donker Afrika, voor zwarte zieltjes zingen
Er werd gefeest, gecollecteerd door alle dorpelingen
Men spaarde viltjes en papier, men stuurde hem een wagen
Het hele dorp dat leefde mee, nee Arie had geen klagen

   Arie, is u daar
Ja heer, ik ben

Willem was pas zeven jaar, hij kwam uit Amsterdam
Hij had 't lak aan misdienaars, joeg duifjes van de Dam
Want buiten zag hij meisjes ravotten in het gras
Hij ging zo graag naar Afrika als hij maar groter was

Willem, is u daar

Hij moest soldaatje spelen, daarna werd hij ontgroend
Kreeg ruzie met de Christus en heeft zich nooit verzoend
Hij slenterde langs kroegjes en waggelde van bokma
Toch ging hij met zijn liefste vrouw als dierenarts
Naar Tanganyika

Willem, is u daar

Maar niemand in de grote stad spaart viltjes of oud ijzen
Wie geeft er centen aan zo'n dwaas, welnee ze zijn wel wijzer
Hij zwoegt er bij de nikkertjes bij Arie van het seminarie
Het hele dorp knielt 's avonds neer, want God riep alleen maar Arie

Arie, is u daar
Ja heer, ik ben