Paul De Munnik & Maarten Van Roozendaal
Maarten van Roozendaal & Paul De Munnik & Maarten Van Roozendaal - Dat soort volk lyrics
Your rating:
meneer, meneer, de oudste zoon dat is een vet secreet spuit elf in persoon weet zelf niet hoe die heet hij leutert uit z'n nek hij drink zich suf meneer hij sssstottert als een gek want denken gaat niet meer hij drinkt hij hijst hij zuipt hij trekt een grote bek tot ie z'n bed in kruipt met een bezopen kop maar 's morgens staat ie op de godvergeten vlerk en wankelt naar de kerk als alle huichelars hij knielt niet eens, hij zit lijkwit 't is net een kaars want U weet, meneer, dat soort volk dat denkt niet na, meneer dat denkt niet na dat bidt en dan de jongste zoon die heeft dat meidenhaar dat haar tot op z'n kont da's ook een mooi stuk stront doet aan liefdadigheid nou ja, vergeet het maar hij trouwde met een meid en meid hier uit de stad nee, uit de andere stad maar rotzooit rustig door hij doet zijn zaakjes nauw: een keurig nette jas een keurig nette das een keurig nette tas hij weet nog wat ie wou hij wilde centen zat maar hij is niet gehaaid hij blijft een kleine rat want u weet, meneer dat soort volk dat jaagt niet na, meneer dat jaagt niet na dat draait en dan is er de rest de moeder die nooit praat die nooit iets zinnigs zegt een vader, inderdaad die hangt met snor en vest te pronk in de salon te kijk op groot formaat gestorven op een hoer zie ie z'n vrouw en kroost genieten van hun voer de soep die gaat van: blgrdjbl en nog een lepel: blgrdjbl ook oma zit erbij met parkinson op schoot ze wachten op d'r geld maar oma wil niet dood d'r handen praten nog maar niemand is ontroerd want u weet, meneer dat soort volk dat voelt niet na, meneer dat voelt niet na dat loert en dan en dan..... is er nog Jacqueline meneer, ik hou van haar wij houden van elkaar we dromen van ons huis een huis van enkel glas een huis met terras voor mij en Jacqueline voor Jacqueline en mij als 't maar zo verwas dat wij konden zien maar kom niet dichterbij 't is altijd weer misschien d'r moeder wil het niet d'r broers willen me niet ze zien niet wat zij ziet in mij zo'n stuk verdriet ze fluisteren dat ik een armoedzaaier ben een vuile viezerik een kattenmepper zelfs omdat ik vroeger..... ach, die lui zijn niet goed snik die kliek, die vuile clan maar als ik bij haar ben toevallig, zogenaamd dan zegt ze soms opeens ik kom je achterna en dan weer: nou ik ga en soms meneer, ik hou ik hou alleen van jou dan denk ik: hoera, meneer maar ach, ik hou van een ijskoude vrouw want u weet, meneer dat soort volk dat zegt niet ja, meneer dat zegt niet ja.... dat zegt nooit ja, meneer maar 't is al laat meneer tot ziens, meneer ik ga