Kom je naar mijn,
kom je naar mijn dennenboom kijken?
Kom je mee met mij?
Loop maar mee mijn raam voorbij,
de allergrootste namen wij.

Kom je naar mijn,
kom je naar mijn dennenboom kijken?
Kom je mee met mij?
Dan schuif ik het gordijn opzij,
de kamer lijkt wel klein erbij.
 
Moeder wou hem liever links
bij de portes-brisées,
maar pappie zei: ‘In geen geval
niet voor de teevee.’
Moeder zei: ‘Ik weet het al!
Zet hem bij het raam.’
Hé, kijk, mijn dennenboom!
Hé, kijk, mijn dennenboom!

Kom je naar mijn,
kom je naar mijn dennenboom kijken?
Kom je mee met mij?
Ik heb gewed en inderdaad,
het is de grootste van de straat.
 
Kom je naar mijn,
kom je naar mijn dennenboom kijken?
Kom je mee met mij?
's Avonds gaan de kaarsjes aan,
gaan we even buiten staan.
 
Ik heb hem zelf aangekleed:
zo vind ik hem mooi.
Hangt een glazen vogel aan
in een glazen kooi.
Hangt een klein trompetje in
met een blauwe strik.
Hé, kijk, mijn dennenboom!
Hé, kijk, mijn dennenboom!

Kom je naar mijn,
kom je naar mijn dennenboom kijken?
Kom je mee met mij?
Strakjes ligt hij op het trottoir.
Bleef hij maar het hele jaar…