Toen indertijd de mens het paradijs was uitgejaagd
Werd elk fatsoenlijk mens al gauw door dieventuig geplaagd
Dat pikte vlees en groente uit je tuin en eiers mee
En zat of het zo hoorde met zijn fikken aan je vee
Dit ging het eerlijk volk vervelen en er kwam een wet
Dat voortaan zulk soort rovers achter tralies werd gezet
Zodat je kalm van huis kon gaan als mens van goed fatsoen
Om overzee aan handel en aan oorlog te gaan doen

Maar toen kwam er een slimme dief en die zei op een keer:
“Dat eerlijk volk is met maar weinig. Wij zijn met veel meer
Wij moeten samenspannen. Kom, we maken een complot:
Wijzelf op vrije voeten en ’t fatsoen achter slot”
Ze kliekten saam in benden voor dit schandelijke spel
En hoep, daar gingen alle nette mensen in de cel
Sindsdien is recht en vrijheid voor ’t fatsoen er niet meer bij
Het eerlijk volk zit in de cel. De rovers lopen vrij