Schipper ik moet naar de overkant,
overkant, schippertje mijn.
Schipper, toe vaar mij toch over want,
over want ik moet er zijn.
Aan de lokkende overzij,
schippertje, daar wacht mijn liefste mijn,
Schippertje toe zet mij al over het IJ,
schippertje mijn.

Schipper hoe vaar je zo traag,
zo traag, traag zo traag, schippertje lief.
Schipper je schijnt er zo moe vandaag,
moe vandaag, toe asjeblief.
Sla de riemen er stevig in,
weg met die dralende tegenzin,
mijn vriendje wacht er op zijn vriendin,
schippertje lief.

Schipper nu leidt er ons bootje bootje stil,
bootje stil in het riet.
Schipper ik weet niet meer wat ik wil
wat ik wil, wat een verdriet.
Waarom zet je je aan mijn zij
met je handen in die van mij.
Jij te loeverd en ik te lei.
Storm op til.

Schippertje niet naar de overkant,
overkant, schippertje mijn.
Liever daar onder het lover want,
lover want daar wil ik zijn.
't Harte klopt me daar in de keel
als ik er met mijn beminde speel.
Aan de overzij woont er een vriend te veel
schippertje mijn.