’t Schip is het strand gelopen 
Tussen spiering schol en sprot
En we zijn niet graag verzopen
En we gaan niet graag kapot
 En we zijn niet graag verzopen
En we gaan niet graag kapot

Hoor de meeuw bloeddorstig krijsen
En de branding schuimt zo woest
Dit wordt het einde van de reizen 
Van die verzameling oud roest

Ik zag de landkrab op zijn voorhoofd wijzen
Toen ons schip de zee op moest
We wachten op een keer ten goede
Op een wending van het lot
En we zenden noodsignalen 
Naar  de kustwacht en naar God

We kijken hoopvol naar de schipper
Z’n kop onder die stoere pet
Hij voert bevel op deze klipper
Hij is ons aan ’t hoofd gezet
Maar zie nu zijn bleke lippen
Prevelen angstig een gebed  

Nu heeft de schipper geen ideeën
Nu is hij matroos en zwak
Maar op kalme, gladde zeeën 
Was ie een hele bullebak 
Loen we nog voor anker leeën
Toen verstond ie nog z’n vak

De kapitein in de ravage
Is ons matrozen van geen nut
Maar hij kreeg de hoogste gage
En hij had de mooiste hut
Maar in nood zijn we ‘t haasje
Want de schipper gaat voor schut

Je moet ‘m aan het roer zien draaien
’t Helpt de kapitein geen zier
En nu gaan we naar de haaien
Al staat er hoogstens windkracht vier    
Als er een beetje wind gaat waaien
Wat heb je aan een officier 
Als er een beetje wind gaat waaien
Wat heb je aan een officier