Marc Didden
Marc Didden - De poëzie, vroeger of nie lyrics
Your rating:
Ja in lang vervlogen tijden Als je een dame ging verleiden Schreef je ’n brief met ganzenveren Waarmee je haar ging inviteren Voor een dinertje of soupertje bij jouw thuis Stel dat zij dat wel waardeerde De invitatie accepteerde Dan maakte je ‘n vijftal gangen Zong je lyrische gezangen Über das schone, kleine Mädchen bij ’t fornuis Was dan d’avond aangebroken Werden de glazen aangesproken Begon je Nijhoff te citeren En vol trots te etaleren Tot zij denkt: hij heeft wel veel geletterdheid in huis Dan keek je haar eens in de ogen Werd je naar haar toe gezogen Je zei iets liefs over haar oren Wat je ooit las bij literatoren En je voelde toen iets gloeien in je kruis Je begon haar zacht te strelen Maar dat ging al snel vervelen Je wou haar zo graag ontkleden En ’t liefst met rasse schreden Maar het was 1950: handen thuis! Men had de poëzie toentertijd in de genen De poëzie, ze was nog niet uit ’t leven verdwenen Men koos zorgvuldig alle woorden, Comme il faut, zoals ’t hoorde Er klonk vaak een serenade Onder aan de balustrade. En om nog maar eens wat te noemen, Stuurde-je wekelijks ’n bos bloemen Want men had nog etiquette, Hanteerde regels en ook wetten Van wat de kerk en de staat En de goegemeente zei… Maar die tijd, die is voorbij Wil je met een meid gaan daten Laat je dat heel duidelijk weten Door per gsm te klessen Korte woordjes te sms’en Van I see you, smiley, kruisje, kruisje kruis. Is dan die morgen aangebroken Ga je niet voor haar staan koken Komt met je wagen voorgereden Zoals ze dat al jaren deden Net als in de soaps en series op de buis ’s Avonds ga je dan dineren In te duur betaalde kleren Uiteraard ga je dan wokken Want je hebt toch niks te dokken Maar wel honger, nou dan eet je onbesuisd Daarna zit je in de wagen Begint ze je uit te dagen En zegt: ‘k wil nu met je vrijen En je neemt d’r bij de dijen En wat daarop volgt, dat is bepaald niet kuis En dan ben je thuisgekomen Ontwaakt je lief plots uit haar dromen En dan kijkt ze in je ogen En zegt: ik word voorgelogen Je hebt gewoon weer zitten vozen buitenshuis Men heeft de poëzie nu slechts tussen de benen De poëzie is anno nu uit het straatbeeld verdwenen Zo kiest men grofgebekte woorden, ’t-vocabulaire, van een gestoorde; Gaan relaties op de klippen, Door ‘t buitenechtelijk wippen. Men zit zonder te generen, en ontdaan van alle kleren Urenlang te internetten, voor een webcam bloot te chatten. Los van god en gebod, Want in deze maatschappij…. Is men de schaamte lang voorbij. en de poëzie, en de poëzie, en de poëzie die is fini ……… of toch nie?