De dagen worden langer vanaf Mei.
En ik herinner mij, wat jij in de winter zei,
"Als de lente komt, ben je vrij, denk dan aan mij."
En in de morgen ging ik naar jou toe,
Je zei: "Ik ben zo moe." Je deed je ogen toe.
Het morgenlicht dat in je kamer kwam, bleef niet lang.

Je bent nooit alleen, als je alleen bent.
Eenzaamheid, het is geen kwaje vriend.
Vraag hem of hij met jou blijft slapen,
als je niemand anders vindt.

Af en toe wil ik terug naar Evelyne.
Zij wil me niet meer zien. Ze heeft gelijk misschien.
Er waren zoveel wegen naar haar bed. Geen ken ik echt.
Want liefde is een vreemd gebied, als je de weg niet kent.
Als je niet met iemand bent, die jou naar ginder brengt.
Je weet dat elke weg een zijweg is, waar zij niet is.

Je bent nooit alleen, als je alleen bent.
Eenzaamheid, het is geen kwaje vriend.
Vraag hem of hij bij jou blijft drinken,
als je niemand anders vindt.

En ik las in boek Prediker: "Alles heeft zijn tijd:
Een tijd voor ijdelheid, een tijd voor eenzaamheid.
Wat nu is, was er al lang, en wat nog komen kan,
is lang geweest."

Je bent nooit alleen, als je alleen bent.
Eenzaamheid, het is geen kwaje vriend.
Vraag hem of hij bij jou wil blijven,
als je niemand anders vindt.
Vraag hem of hij bij jou zal blijven,
tot je niemand anders vindt.