Ergens staat een heel oud kerkje
midden in het open veld.
Als je dichterbij komt, merk je
dat de spits vooroverhelt,
dat door zware westerstormen
alle ruiten zijn gemold
en de preekstoel door de wormen
door en door is uitgehold…

Is er dan nergens meer een filantroop
die zegt: ‘Dit mag niet naar de sloop.’?
Is er dan nergens meer een filantroop
die zegt: ‘Dit mag niet naar de sloop!’?

Sedert anno zestienhonderd
niemand, die de klok vervangt.
Het is werkelijk een wonder
dat er nog een klepel hangt!
Zachtjes zingt het koor de psalmen,
zich bewust van het gevaar.
Als men iets te luid zou galmen,
zakt het kerkje in elkaar.

Is er dan nergens meer een filantroop
die zegt: ‘Dit mag niet naar de sloop.’?
Is er dan nergens meer een filantroop
die zegt: ‘Dit mag niet naar de sloop!’?

Ergens staat een heel oud kerkje,
zo aftands dat ik me schaam.
Slopen is een heidens werkje.
Doe toch iets, in hemelsnaam!
Na verdrinking baat geen dreggen,
daarom ik nú dit lied.
Dat u later nooit kunt zeggen:
‘Sorry, maar dat wist ik niet…’

Is er dan nergens meer een filantroop
die zegt: ‘Dit mag niet naar de sloop.’?
Is er dan nergens meer een filantroop
die zegt: ‘Dit mag niet naar de sloop!’?