De fuut heeft vet genoeg voor het fuutje van zijn dromen;
de woerd heeft warme boorden voor zijn eend;
de schelvis ziet zijn liefje met fletse ogen komen,
maar iedereen kan merken dat hij 't meent;
de roerdomp heeft een scharrel in het riet
en niemand zoent zijn grietje als de griend.

Alleen mijn Prikkebeen wacht
en ik alleen wacht op hem.
Alleen mijn Prikkebeen heeft
de een of andere rem.
De stier breekt uit zijn weiland;
de zwaan broedt op een eiland
en buiten zingt een lijster in de brem.
Alleen mijn Prikkebeen wacht
en ik alleen wacht op hem.

De kikker zoekt koelbloedig, maar verwoed in zeven sloten;
de ooievaar is langzaamaan berucht;
de nachtegaal kraakt 's nachts zijn allerhoogste noten;
de bijen doen iets buiten in de lucht;
de vink zet elke avond iets op touw
en niemand heeft er een oogje op de pauw.

Alleen mijn Prikkebeen wacht
en ik alleen wacht op hem.
Alleen mijn Prikkebeen heeft
de een of andere rem.
De merel pikt enorme
belachelijk dikke wormen
en voert zijn wijf in het nestje langzaam klem.
Alleen mijn Prikkebeen wacht
en ik alleen wacht op hem.

Het wulpje zoekt een wulpje; het paard wil wel wat wagen
en ergens koert een doffer naar een duif.
Het varken is een zwijn en zal zich wel misdragen;
de ezel staat te dromen bij de ruif;
de pad is al voor dag en dauw op pad.
En wat doet de kater? Vraag dat de kat!

Alleen mijn Prikkebeen wacht
en ik alleen wacht op hem.
Alleen mijn Prikkebeen heeft
de een of andere rem.
Wie zal mijn bed doen deinen?
Het kan bij de konijnen
en kijk eens naar de vliegen op de jam!

Prikkebeen!

Alleen mijn Prikkebeen wacht
en ik alleen wacht op hem.
Alleen mijn Prikkebeen wacht
en ik alleen wacht op hem.