Tel eerst tot elf, rustig tot elf,
dan gaat alles vanzelf.

Jaaa-jaaa-jaaa –
Ja-pa-pa-paa-pa-daa, ja-pauw-pauw!
Ja-pa-pa-paa-pa-daa-ja.

Ge kunt bij Den Bosch, de trein tegenhouwe.
Of zet aan de Maas, de brug op een kier.
Maar laat ze toch komen, en stop eens met maauwe.
Een mens is een mens, en een bier is een bier.

Maak je niet druk, nergens voor nodig!
Wind ‘oe niet op, en makt ‘oe nie kwaad.
Maak je niet druk, de’s overbodig!
Vat nog een pils, en een voor 'oew maat.

Ja-ja-ja, Ja-pa-pa-paa-pa-daa, ja-pauw-pauw.
Ja-pa-pa-paa-pa-daa-ja.
Ba-va-ri-ja-pa-pa-paa-pa-daa, ja-pauw-pauw.
Ja-pa-pa-paa-pa-daa-ja.

De straat die is vol, ‘oew keel aan’t verschralen.
Ge dacht tevergeefs, ik haal wel wa vlug.
Eind’lijk de bar, weten te halen.
Hedde geen munten, kunde weer terug!

[Refrein]

Stoot er een SWAT, de pils uit je klauwen,
Zet een piraat, z’n poot op je teen.
Probeert een giraf, zich binnen te vouwen.
Klim dan op z’n nek, en bestel er nog één.