Kommil Foo
Kommil Foo - kop in het zand lyrics
Your rating:
Hij is ongeveer negen jaar en speelt voetbal midden op straat. Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat oefenen, oefenen tot het niet meer gaat en dan opnieuw oefenen. Want later wordt hij prof, het hele land vol lof over zijn traptechniek, zuiver magnifiek hij weet wat hem te doen staat, oefenen, in die hete stoffige straat. Zonder kleren zonder schoenen zonder toekomst zonder hoop. Maar toch heeft hij geluk, want de school is stuk, gebombardeerd nauwkeurig beredeneerd gedetailleerd platgebombardeerd. Niet alleen de school de hele stad, wat ooit zijn land was is nu een hel, van puin en as, plaats zat om te oefenen midden op straat... Hij heeft een bal, gemaakt van lappen, schijnbeweging, hakje, en dan, ongenadig binnentrappen, als ronaldinho zijn grote held, hij wil zijn zoals hij, een god op het veld, zwemmen in het geld. Dan koopt hij een auto voor zijn pa, een ijskast voor zijn ma, voor al zijn broers en zussen een huis, met een zwembad, voor zichzelf. Een ferrari, een rode, en een witte, met airco tegen de hitte. Oefenen dus, wat is dat geluid? Een hoog snerpend gefluit, mensen vallen plat op de grond, schreeuwen met open mond de handen voor de oren, hij denkt, ik moet nog één keer scoren, ik schiet 'm er nog één keer in, nog één keer met een knal… Hij wordt wakker, van de woorden, "Ocharme die kleine", hij kijkt in het rond, drie meter verder ligt een been op de grond, 't is het zijne. "Met mij?" "Goed." "Goed?" "Goed ja, goed." "Goed." "Goed ja.." "Om te juichen?" "Niet om te juichen goed nee nee maar wel gewoon goed." "Goed." "Om over naar huis te schrijven?" "Niet om over naar huis te schrijven maar wel gewoon goed" "ja goed, goed" "goed.." Niks aan de hand, kop in het zand. "Man man man," zegt ze, "Wat een verhaal, negen jaar en dan dat een droom die uit elkaar spat", we zitten tête à tête in ons restaurant, zoals elke vrijdag, we zijn vaste klant, ik zeg "het leven is een f is een klucht, zij zegt niks, maar ze zucht, "Arme jongen, een been kwijt en wat dan? Dan sta je wankel, geen sprankel hoop op de toekomst, een lijf op twee krukken, twee krukken die elke droom de kop indrukken, overgeleverd aan de nukken, van elke passant gestrand in immobiliteit, man man een been kwijt…" De ober vraagt "Wat mag het zijn?" Zij bestelt de pasta, ik de wijn en dan, stilte… Ze vraagt "en?", ik zeg "wat?" ze zegt "dat, wat ga je 'r aan doen?", ik zeg "aan doen, aan wat?", ze zegt "Aan dat verhaal van die jongen", Ik zeg "Aan dat verhaal van die jongen, die jongen met dat been, tien tegen één dat het te laat is". "Apathisch," zegt ze, "dat ben jij, zo'n verhaal, zo dramatisch en het enige wat jij kan zeggen is dat het te laat is". De ober brengt de pasta dan de wijn, we klinken, we drinken, gezellig samenzijn, en, stilte.. Ik zeg "Kom we gaan niet strijden", ze zegt "Dat is nu typisch jij conflict vermijden, zeker geen gezichtsverlies lijden", ik zeg "Ho schat rustig aan, laten we kalm en beheerst, nog een fles achteroverslaan, want op één been kan een mens niet staan…" "Cynische klootzak," schreeuwt ze, "Smeerlap", ik zeg "Een grap schat het was een grap". "Goeie grap," zegt ze, "ik ken er ook één, en ze geeft me een klap, in het gezicht, goed gericht ik wordt beticht van lafheid, omwille van het feit, dat ik altijd aan de kant van het sterkste leger strijdt. "Kwetsbaarheid," zegt ze, "gewoon eens ergens voor gaan je man durven staan". "Maar nee," zegt ze, "zo ben jij niet, jij bent iemand die telkens weer voor elke verleiding bezwijkt, die om het cru te zeggen zijn eigen leven ontwijkt, de wolf, nooit recht in de ogen kijkt". En ik, ik zwijg en luister, ik tast in het duister, wat heb ik in godsnaam misdaan? Waar komt dit zo plots vandaan? Ze klaagt steen en been, ik krijg alles over me heen, alle verwijten, alle frustraties, alle opgekropte pijn, en als klap op de vuurpijl, haar glas rode wijn… "Te ver," denk ik, "dit gaat te ver, ik moet iets doen, dringend, iets moedigs iets boos," en genadeloos hard sla ik op tafel "verdomme". Maar zij houdt zich van de domme, "Wat scheelt er schat? Is er wat?". "Ja," roep ik, "zoiets doe je niet!". "Oh nee?" zegt ze "Wat denk je van dit?". Ze staat op mompelt "Dit had ik mezelf beloofd", en gooit, haar bord pasta over m'n hoofd… Iedereen kijkt het hele restaurant en ik verbrand tot in de derde graad, ik brul het uit ik zie geen fluit, m'n ogen blind 'k ga volledig door het lint, "Kom hier als je durft, teef", ik voel een hand op m'n schouder en denk "Waar haalt ze het lef?", en voor ik het besef haal ik uit, keihard, helaas in het gezicht van de chef, van de baas, die stond te koken, kwam behulpzaam aangelopen, heeft nu z'n neus gebroken, z'n wraak is wreed, hij pakt m'n arm beet, draait 'm uit de kom, witheet van woede, ik gil 't uit, wankel door de keet, struikel, val over een tafel, met m'n wafel recht in het bord soep van een vrouw, die gilt op haar beurt, haar man, op zijn beurt witheet denkt, "Geen tijd verspild", ik word als een pluimpje opgetild, en vlieg tot m'n eigen verbazing dwars door de ruit, het etablissement uit, val twee hoog naar beneden, word onmiddellijk aangereden door een tram, beschadiging van de hersenstam, de rest van mijn leven lam, lopen op twee krukken, dat zou eventueel nog moeten lukken… "Vaarwel schat," hoor ik ergens, vaag… Ik wrijf de tomatensaus uit m'n ogen, hervind moeizaam m'n gezichtsvermogen en, zie haar nog net weggaan, voor altijd weggaan. 'k wil nog roepen maar, 'k heb geen been om op te staan. De ober komt naar buiten hij wil ondanks alles zijn duiten, legt om te besluiten de rekening neer. "Gaat het meneer?" "Meneer?" "Meneer?" "Gaat het?" "Meneer?" "Met mij?" "Goed." "Goed?" "Goed ja, goed." "Goed." "Goed ja.." "Om te juichen?" "Niet om te juichen goed nee nee maar wel gewoon goed." "Goed." "Om over naar huis te schrijven?" "Niet om over naar huis te schrijven maar wel gewoon goed" "ja goed, goed" "goed.." Niks aan de hand, kop in het zand.