Ik wilde net gaan pitten
Ja, ik zag het echt wel zitten
Om 's vroeg naar bed te gaan
Ik had me voorgenomen
Om er niet meer uit te komen
En pas morgenvroeg weer op te staan

Maar goh wat een pech
M'n ouders moesten weg
Deze avond was ik baas in huis
Een leeg huis is zonde
Zoiets doet heel snel de ronde
Als de kat van huis is danst de muis

Daar kwam de eerste ploeg
Dat was nog niet genoeg
De hele klas liep in en uit
Ik waarschuwde de buren
Want we hebben dunne muren
Ja, ze horen altijd elk geluid

D'r kleine broertje kwam toen heel hard huilend uit z'n bed
Zat maar te gapen
Kon maar niet slapen
O, o, o, en die hebben we toen met z'n bed maar in de tuin gezet

De tuinslang om te blussen / Oeoeoe
Want we hadden ondertussen / Wahoeoewa
Een probleempje met de open haard / Oeoeoewahoe toedoe
Het drumstel naar beneden / Oeoeoe
Héé wie stond daar deeg te kneden / Wahoeoewa
Voor een supergrote slagroomtaart? / Oeoeoewahoe

En in de keuken
Was een wedstrijd propjes schieten
Moeders glasservies dat ging eraan
(Ging eraan)
De vriezer stond open
En de hond was weggelopen
Jeminee hoe moest dat verder gaan?

Het nieuwe tapijt
Werd een dansgelegenheid
Vaders stereo werd uitgetest
Soms dacht ik wel aan morgen
Maar ik maakte me geen zorgen
Want de stemming die was opperbest

D'r kleine broertje kwam toen heel hard huilend uit de tuin
Zat maar te gapen
Kon maar niet slapen
O, o, o, en die hebben we toen met z'n bed op zolder neergezet

Ik zou net gaan stoppen / Oeoeoe
Het hele huis was naar de knoppen/ Wahoeoewa
Het was al behoorlijk laat / Oeoeoewahoe toedoe
De deur ging zachtjes open / Oeoeoe
En wie kwam daar binnenlopen / Wahoeoewa
't Was m'n moeder in feestgewaad / Oeoeoewahoe

Ze keek in het rond
Zakte langzaam op de grond
En ze kreunde: 'Wat een vieze keet'
(Wat een vieze keet)
M'n vader kwam toen binnen
En hij brulde, buiten zinnen
Dat hij iedereen naar buiten smeet

De schade viel nog tegen
Ik heb een flinke straf gekregen
En m'n broertje heeft nog lang gehoest
Ik zie het niet meer zitten
Ik denk dat ik ga pitten
Ach, ik hou me maar een tijdje koest


(c) JOCHEM FLUITSMA/MIRJAM VAN GELDER/ERIC VAN TIJN