Ooh, wat een ongelofelijk feest
Je brult en je lacht, je vreet als een beest
Je drinkt er op het meest, wie is al naar zo'n feest geweest
(Wat een feest, wat een feest)

We hebben spruitjessoep
En muizenpoep en zweetvoetenpaté
En om te drinken is er enkel en alleen maar thee
(En thee en thee en thee en thee, thee en thee en thee en thee en thee)

Ooh, wat een ongelofelijk feest
Aah, kijk wat lief, wat zijn ze bedeesd
Misschien is het wel beter, dat je het menu niet leest
(Wat een feest, wat een feest)

Er is gestoofde kous, met witlofsaus
En neuskeutelfrikasé (ieuw, jakkes)
En om te drinken is er enkel en alleen maar thee
(En thee en thee en thee en thee, thee en thee en thee en thee en thee)

Wie wil eens lekker smullen
Wie wil z'n bordje vullen
Wie heeft een hele mand vol snoepgoed mee (ja!)
En een ijsje of twee en een beetje thee

Ooh, wat een ongelofelijk feest
Je eet je buikje vol, propt een laatste oliebol
Je broek springt open en je stoel geeft plots de geest
(Wat een feest, wat een feest)

Wie houdt van chocolade
Wie heeft limonade mee (aah, nee!)
En om te drinken is er enkel en alleen maar thee
(En thee en thee en thee en thee) Ja, thee
(En thee en thee en thee en thee) Ja, thee
(Alléé, alléé, alléé, alléé) Geen thee?
(Alléé, alléé, alléé, alléé) Ah nee?
Geen thee!