De klokken luiden luid
daarboven in de toren:
’Het is Pasen, kom eruit!'
Het galmde door de lucht,
zodat het was te horen
tot in het verst gehucht.

Vandaag eens niks te balen,
dus vrolijk opgestaan.
Je trok er zonder dralen
je beste goed voor aan.
En zelfs de man alleen zong onbezorgd zijn lied,
want met kerstmis is hij eenzaam, met Pasen lekker niet.
Want met kerstmis is hij eenzaam, met Pasen lekker niet.

Geen zoete romantiek
van engeltjes en ballen
of sterretjesmuziek.
Een bont beschilderd ei -
mocht dat niet zo bevallen,
het hoort er eenmaal bij.

Geen aardige presentjes,
geen liedjes bij de haard,
Geen roerende momentjes
van cake of appeltaart.
En geen gezeur met opa of die arme tante Riet,
want met kerstmis zijn ze eenzaam, met Pasen lekker niet.
Want met kerstmis zijn ze eenzaam, met Pasen lekker niet.

Geen feestdag des gezins
en nergens in den lande
vervelende Paas-Inn's.
Je doet maar wat je wilt:
al loop je op je handen,
geen mens die daaraan tilt.

Geen sfeer om op te schieten
van 'o, wat zijn we lief!'
Geen lastige visite
of ander ongerief.
Geen zieken of bejaarden, kortom: niets op dat gebied,
want met kerstmis zijn we eenzaam, met Pasen lekker niet.
Want met kerstmis zijn we eenzaam, met Pasen lekker niet.