Jjoooosstt
Jjoooosstt - in de restauratie lyrics
Your rating:
Toen de avond weer eens daalde op dezelfde gore stad Waar ze veertien dagen terug was aangekomen Begon ze plotseling te huilen, allebei haar wangen nat Het was zo lang de stad ooit in haar dromen Met zovelen en toch helemaal alleen Zoveel plaatsen en toch kon ze nergens heen Zoveel mensen en ze kende er niet één En ze heeft de tram naar het station genomen In de restauratie bleef ze bij de deur verregend staan Ze dacht dat iedereen op haar zou letten Maar een man met heldere ogen nam haar op en sprak haar aan Hij had een tas vol folders en pamfletten Ze begreep nog niet de helft van wat hij zei Maar toch werd ze weer een heel klein beetje blij Want zo aardig en zo vriendelijk was hij En hij gaf haar voor de schrik een paar tabletten Na een uur nam hij haar mee, hij woonde ergens aan een gracht Hij had een arm om haar heen geslagen En ze liet het maar gebeuren, het kwam vreemd en onverwacht Na de afgelopen veertien dagen Op een butagasstel bloesemthee gezet En toen mompelde hij iets van "Jezus redt" En ging daarna uitgebreid met haar naar bed Aah, de pijn was al met al best te verdragen Hij vertelde over Jezus die de weg was en het licht En ze is een hele maand bij hem gebleven Maar toen zei hij dat ze weg moest gaan, want het was haar plicht Te getuigen van het wonder in haar leven Maar voordat ze zelfs de trap was afgedaald Voelde zij zich alweer helemaal verdwaald Zo onzeker dat ze dacht: ik ben bepaald Nog niet geroepen om de boodschap door te geven En dus liep ze weer naar boven en ze smeekte hem om raad Maar hij zei dat zij het zelf maar moest klaren Dat hij alles geprobeerd had maar voor haar was het te laat De duivel was al in haar ziel gevaren Dat ze weg moest gaan, hij was haar liever kwijt Want ze had 'm al een keer te vaak verleid Dat hij bidden moest omdat hij tot z'n spijt Haar de liefde niet had kunnen openbaren En hij duwde haar de trap af, ze viel meer dan ze liep En voelde zich beslist niet uitverkoren Toen ze eindelijk beneden was, hoorde ze hoe hij riep Dat ze hem niet meer moest komen storen En tenslotte stond ze weer alleen op straat En ze wist niet of het vroeg was danwel laat Maar toen ze opkeek was de hemel inderdaad Rood en grijs zoals bij ieder ochtendgloren (JOOST NUISSL) 1981 CNR