Twee soort ratten worden aangetroffen
De scharminkels en de bolleboffen
Bolleboffen zitten thuis gezellig bol
Maar ’t scharminkel moet op scharrel, buiten ’t hol
En dat zwerft dan over berg en dalen
Om zijn schriele kostje op te halen
Hier verzuipt er een, daar breekt er een zijn nek
Daar kijkt niemand dan naar om hoor, ben je gek

Aan God gelooft er niet een
Want wat kun je daarvoor kopen?
Niemand laat zijn kindje dopen
Maar de wijven zijn van iedereen

’t Gaat van graaien wat je maar kan graaien
Niks als roven, vreten, zuipen, naaien
Het is Soddom en Gomorra in het klein
Onderwijl vermoedt ie in z’n rattenbrein
Dat z’n ziel wel eens onsterfelijk kon zijn

Help, wat gebeurt er nou? O heden
De scharminkels komen ons uitkleden
Ze gaan doen wat er al eeuwen heeft gedreigd
Alles delen zodat elk zijn portie krijgt
Benen stevig bij elkaar en bidden
Of ’t zal baten laat ik in het midden
Schietgebed en schietkanon schiet hier tekort
Ogen dicht en dan maar wachten wat het wordt

Een lege maag luistert naar
Karbonade-argumenten
Rijstepolitiek met krenten
Of een hutspotpreek met kaviaar

En de magere scharminkels zullen
Veel meer van een stomme stokvis smullen
Dan van zoetgevooisde paap of magistraat
Die alleen maar voor zijn eigen standje staat
Als hij van fatsoen, gezag en orde praat