Nou heb ik een zussie,
die loopt parmant bijdehand
met haar malle, smalle kont te pronken
en ze vindt het interessant
om naar een lekker ding te lonken.

Hij kan me wat, mijn broertje!
Waar bemoeit hij zich tegenaan?
Als het eenmaal aan zou raken
en ik met mijn vriend wil gaan,
heb ik met hem niks te maken.

Ik kijk uit met zo’n zussie,
dus ik houd haar in de gaten,
net als al die krielkipgrietjes,
die het zo weer niet kunnen laten
met hun ietsie bietsie minitietjes.

Ik hoef niet zo’n broertje,
want het kan me echt niet schelen.
Laat die jongens op komen draven,
laat hun in mijn borsten als kastelen
wachten op overgave.

Ik bescherm mijn zussie
tegen al die glurende knullen,
want ik heb ze heus wel door
wat ze over meisjes lullen.
Daar ben ik een jongen voor.

Dat mag wel met zo’n zussie.

Laat me, laat me, broertje,
zo ver is het niet gekomen.
Dus broertje, wees niet bang,
ik heb alleen wat voorpret opgenomen
van alle liefde die ik verlang.

Dat mag toch wel, mijn broertje?

Je bent en blijft mijn zussie.
Dat mag toch wel, mijn broertje?
En ik bescherm mijn zussie
Ach, toe nou, toe nou, broertje…
tegen al die glurende knullen.
Ach, toe nou, toe nou, broertje…
Ik hou je in de gaten.
Ach, toe nou, toe nou, broertje…