Je zit in de tobbe en je denkt: ‘Ik geniet!’
Lekker spiernaakt en geen mens die je ziet.
Het water is warm, een zalige roes,
je nipt aan je glaasje en daar komt de koude douche.

Schrik op schrik, nooit lang rust,
altijd ik die ervan lust.
Schrik op schrik, nooit in het bad,
net even weken en dan heb je het gehad.

Je zit op een vloerkleed met een glas wijn
en plotseling smaakt wat je drinkt naar azijn,
want recht voor je uit rijst opeens een reuzin
uit het niks voor je op. Pak je boel maar in.

Schrik op schrik, nooit lang rust,
altijd ik die ervan lust.
Schrik op schrik, elke keer weer,
gisteren erg en morgenvroeg meer.

Da da da da da da da da da,
ga de geschiedenis maar met ons na.
Doe doe doe dedoe doe doe doe,
we trekken de trubbels recht naar ons toe.

Maar goed, je vertrekt weer met wie je vertrok,
want het hemd is nader, niet waar, dan de rok.
Je gaat met de hele bups vrolijk in zee,
maar als er een ramp gebeurt, jij maakt hem mee.

Schrik op schrik, nooit een dag rust,
altijd ik (nee, ik) die ervan lust.
Schrik op schrik, altijd weer prijs,
vaste prik, vandaar dat ik wijs op.....

Schrik op schrik!